Waar bleven de miljoenen die Eindhoven en Maastricht hadden klaarliggen om dit jaar Culturele Hoofdstad te worden. In Brabant worden ze ingezet om de infrastructuur te versterken, ook de komende jaren, constateren PAUL VAN DER STEEN en WIDO SMEETS. In Limburg is het geld vrijwel op.

Het viel niet mee de teleurstelling te verbijten. Op 6 september 2013 werd, tot veler verrassing, niet Eindhoven of Maastricht uitgeroepen tot Culturele Hoofdstad van Europa, maar Leeuwarden. Juryvoorzitter Manfred Gaulhofer prees ook de verliezers: “Alle drie de steden waren erg overtuigend.” Andere bloedeloze clichés die over de toonbank gingen: helaas kan er maar eentje de beste zijn, en meedoen is belangrijker dan winnen. Wat bleef, was de kater.

Van de vijftig miljoen die Noord-Brabant had gereserveerd voor de Eindhovense kandidatuur, onder de vergoelijkende noemer Brabantstad, ging veertig miljoen naar Brabant C, een na het echec opgerichte instelling die investeert in de provinciale infrastructuur. Directeur Frans van Dooremalen van Brabant C was in september 2013 teleurgesteld. “Nog tijdens het voorlezen van het rapport, dacht ik dat we het zouden worden. Het ging over het innovatieve van de winnende kandidaat. De samenwerking werd geprezen. Toen bleek dat de keuze was gevallen op Leeuwarden dacht ik: ‘Wat krijgen we nu?’”

Inmiddels heeft Van Dooremalen, destijds hoogste cultuurambtenaar bij de provincie Noord-Brabant, een andere kijk op de titel van Culturele Hoofdstad ontwikkeld. “Zo’n focusjaar is mooi, maar het gevaar is dat na afloop veel van de energie weg is en dat er weinig blijvends wordt achtergelaten. Gestaag doorwerken, zoals we hier in Brabant doen, kan veel meer opleveren.”

Van de vijftig miljoen euro, afkomstig uit de opbrengst van de aandelen in energiebedrijf Essent, was vijf miljoen al opgegaan aan de voorbereidingen. Nog eens vijf miljoen ging op aan het – buitengewoon lucratieve – Jeroen Bosch-jaar 2016 en aan twee kleinere projecten. De overgebleven veertig miljoen werd gereserveerd voor Brabant C. Van Dooremalen: “ Van de eerste tranche van 25 miljoen is inmiddels de helft geïnvesteerd in 66 projecten, samen goed voor een totale investering van zestig miljoen (geld dat binnenkwam via cofinanciering, sponsoring, kaartverkoop en horeca, PvdS). De discussie over een tweede tranche van vijftien miljoen wordt dit voorjaar gevoerd in Provinciale Staten.”

Brabant C steekt geld in drie soorten projecten. “Een: ontwikkelings- en innovatieprojecten, zeg maar de proeftuinen. Dat wat wij de next-levelprojecten noemen. Twee: regionale cultuur die nationaal naam heeft en naar een internationale uitstraling wil; denk aan festivals als November Music in Den Bosch en So What’s Next? in Eindhoven. Drie: ook dragen we bij aan wat we de Champions League-projecten noemen, zoals het pas onthulde beeld van Anish Kapoor bij Museum De Pont in Tilburg. Zo’n beeld kan net het extraatje betekenen dat mensen doet besluiten tot een dagje Tilburg.”

Liever dan in subsidies zoekt Brabant C het in andersoortige financiering: leningen, garantstellingen en participaties. Van Dooremalen: “Als een project goed rendeert, vloeit een deel van de gelden ook weer terug. In feite zijn we een culturele versie van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM). Ook van kunstinstellingen en de creatieve industrie vragen we in Brabant een meer bedrijfsmatige aanpak. In het begin was dat wennen. Nu komen organisaties, die eerder kritisch werden beoordeeld, terug om ons te bedanken voor het aanscherpen van hun plannen.”

Volgens Van Dooremalen heeft Brabant C een vergelijkbare benadering als indertijd Eindhoven Culturele Hoofdstad. Het geijkte Brabantse imago, met steekwoorden als gemoedelijk, gezellig, carnaval en worstenbroodjes, moet plaatsmaken voor “een innovatief cultureel profiel dat past bij Noord-Brabant als de tweede economische motor van Nederland. Een profiel dat ook bijdraagt aan het vestigingsklimaat.”

De kandidatuur van Maastricht Culturele Hoofdstad 2018 wilde eveneens afrekenen met stereotiepen, maar had als complicerende factor dat de partnersteden ook over de grens lagen: Hasselt, Genk, Eupen, Luik en Aken. In het Gouvernement in Maastricht heeft cultuurgedeputeerde Ger Koopmans , net als Van Dooremalen van Brabant C, de behoefte om de geneugten van de Culturele Hoofdstadtitel te relativeren. “Als je net niet Miss Nederland wordt, ben je toch een mooie meid.” Hij heeft niet het gevoel dat er nog iemand is die getroost moet worden. Van een blijvende frustratie merkt hij niets. “Misschien was het mislopen ook wel een zegen. We hebben niet de sores, maar wel de centen.”

Met dien verstande dat de miljoenen van 2013, in tegenstelling tot in Noord-Brabant, inmiddels vrijwel zijn vergeven. Koopmans: “Zonder titel kunnen investeringen meer gespreid worden over de tijd en plaatsen. In het huidige beleid is Maastricht veel minder het centrum waar alles om draait. Zo is er geld gegaan naar cultureel centrum t Gasthoes in Horst in Noord-Limburg. Bij een toewijzing van Culturele Hoofdstad was dat nooit voor een bijdrage in aanmerking gekomen.”

De Maastrichtse kandidatuur had minder geld op zak dan die in Eindhoven: twintig miljoen euro in plaats van vijftig. Een ander verschil: in Noord-Brabant voeren ze specifiek beleid met het budget, ook na 2018. Dan zit nog vijftien miljoen in de pocket. In Limburg zijn de gelden vrijwel opgesoupeerd, en het valt niet mee om aan te geven waaraan. Pas na wekenlang aandringen komt er een lijst met bestedingen vrij waaruit blijkt dat van de twintig miljoen er bijna 19 miljoen is uitgegeven aan, deels ad hoc, subsidiebeleid (zie kader).

Gedeputeerde Koopmans weet dat ze in de buurprovincie met Brabant C voor een structurele oplossing hebben gekozen, op afstand van de politiek. Hij kijkt er zonder jaloezie naar. “Er wordt hier inhoudelijk en onafhankelijk naar bijdragen aan de kunsten gekeken, sinds kort door de Cultuurtank Limburg. De politiek neemt de meeste van de adviezen over en wijkt er op een paar punten van af.” Dat het culturele vuur in Limburg sinds het mislopen van de Culturele Hoofdstad-titel op een veel lager pitje is gaan branden, bestrijdt hij. “Daarvoor zie ik te veel mooie, nieuwe initiatieven.”

Het werken aan de kandidatuur heeft zijn nut gehad, denkt Koopmans. “Makers in diverse takken van kunst vinden elkaar makkelijker. De lijntjes tussen de grote plaatsen zijn in stand gebleven, alleen euregionaal gaat het moeizamer. Als we overleg hebben met de buurprovincies Belgisch Limburg en Luik blijkt de praktijk weerbarstig. In Vlaanderen zijn alle cultuurgelden bij de provincie weggehaald. In de contacten met Luik blijft de taal voor afstand zorgen.”

En hoe gaat met de voormalige kandidaat voor Culturele Hoofdstad zelf? Koopmans vindt dat Maastricht bij de verbouwing van het Theater aan het Vrijthof alles uit de kast moet halen om de grote zaal zo optimaal mogelijk te maken voor de Philharmonie Zuid-Nederland, die onlangs tot veler ergernis door Noord-Brabant met een half miljoen werd gekort. “Als in 2021 de twee vestigingsplaatsen van het orkest weer ter sprake komen, moet het theater in Maastricht helemaal in orde zijn.”


Een ton voor een fietsbrug

Met de nodige moeite kon de provincie Limburg een lijst overleggen met de bestedingen van de Culturele Hoofdstad-gelden in de periode 2014-2018. Van de twintig miljoen euro is inmiddels 18,3 miljoen vergeven, het overgrote merendeel ging op aan regulier cultuurbeleid.

Daarvan ging vijf miljoen naar “stimulering monumenten”. Zo’n 2,7 miljoen werd overgemaakt naar Museumplein Kerkrade (Continium, Columbus, Cube Design Museum). Bijna 3,5 miljoen euro ging op aan een “plan van aanpak cultuur en economie.”

Cultureel Centrum ‘t Gasthoes in Horst kreeg een miljoen, het Jaar van de Mijnen in Heerlen een fractie minder. Bijna een miljoen euro ging naar de stimulering van de Limburgse film. Ruim 917.000 euro ging op aan “ambitiedocumenten creatieve industrie 2013-16”.

Opvallend is de 320.000 euro die in Luik belandde voor drie verschillende festivals, de 100.000 euro die naar TV Limburg gingen voor de promotie van cultuur in Belgisch Limburg, 100.000 euro voor een fietsbrug bij Onderbanken en 33.000 euro voor “activering N273”.