Dit tijdschrift is mede geworteld in Brabant, net als ik. Daarom moest ik aan mijn jeugd in Goirle denken. Hoe ik er terechtkwam weet ik niet meer, maar toen ik een jaar of tien was speelde ik voor het eerst mee met Goirles Volkstoneel. Het volkstoneel speelde in de zomer, in de openlucht. Veelal stukken met een boerse inslag en er werd gespeeld op het erf van een oude boerderij. Voor mijn gevoel werd er eindeloos gerepeteerd. Op maandagavond in het dorpshuis. De postbode was altijd de hoofdrolspeler. Als ik het zo teruglees kan ik bijna niet geloven hoe gemoedelijk het allemaal klinkt, maar er is geen woord van gelogen. Ik zat meestal in de figuratie, want er waren in die stukken veel boerenkinderen nodig die een beetje op het erf zaten te knikkeren of iets dergelijks. Toen ik ouder en ambitieuzer werd had ik geen zin meer om in een boerenkiel te niksen. Wat ik wilde was: tekst leren en scènes spelen.

Het was voor mij namelijk inmiddels duidelijk dat ik acteur wilde worden. Ik had alleen geen idee hoe ik dat moest aanpakken. Hoe kon ik in godsnaam van het podium van het Goirles Volkstoneel op dat van de schouwburg in Tilburg terechtkomen? Daar zag ik in de vroege jaren ’90 ontzettend veel toneelstukken. Ik was van bijna alles diep onder de indruk. Ik zag Richard de Derde van Gerardjan Rijnders, met Pierre Bokma. Het bracht me totaal van mijn stuk, al snapte ik er niks van. Ik ben later met de trein naar Eindhoven gegaan om het nog eens te zien, want ik wilde begrijpen wat ik er zo mooi aan vond. Dat ik iets mooi mag vinden zonder het te begrijpen is inmiddels een gedachte die ik koester.

Tekst leren en scènes spelen deed ik inmiddels in Tilburg bij De Muze. Via een schoolvriendin was ik daar beland. Eens in de week na school fietste ik daarheen en werkte met een groepje gelijkgestemden onder begeleiding van fantastische docenten aan een toneelstuk. Vaak gebaseerd op situaties uit een puberleven: verliefd worden, buitengesloten worden, anders zijn, etc. Lieve onderwerpen, door ons bloedserieus gebracht tijdens de uitvoeringen voor ouders en vrienden.

Op school had een decaan me inmiddels verteld dat er zoiets bestond als een toneelschool. Acteur worden was dus een vak. Dat stelde me gerust. Je kon het gewoon léren.

Mensen denken vaak dat acteren gaat over liegen. Dat je goed moet kunnen liegen als je toneelspeelt. Maar acteren heeft met je eigen waarheid te maken. Dat je voelt: dit vind ik bijvoorbeeld van de wereld, van de mens of van de liefde. Wat ik van die zaken vind is nogal veranderd sinds ik op de jeugdtheaterschool zat, maar het worstelen ermee en het zoeken naar een manier om dat vorm te geven op een toneel blijft voor mij hetzelfde. Nu ik ouder word, zijn andere dingen belangrijker dan toneelspelen, maar als ik speel wordt er in principe uit hetzelfde vaatje getapt als toen ik op het toneel stond in de vroege jaren negentig.

Nu ik zelf lesgeef, verbaast en ontroert me dat vaak. De jongeren die auditie komen doen voor de toneelschool zijn hetzelfde als ik toen was. Ze kijken naar de wereld op een manier die anders is dan die van de meeste mensen in hun omgeving, en ze moeten iets doen met dat gevoel. Dat is nog altijd één van de mogelijke verklaringen die ik geef als iemand me vraagt waarom ik acteur ben geworden.
In al die jonge mensen begint een theaterhart op dezelfde manier te kloppen. Dat vind ik persoonlijk een geweldige en troostrijke gedachte.

Acteur Eelco Smits (Tilburg, 1977) studeerde in 2001 af aan de Toneelacademie Maastricht. Hij speelde voor het RO Theater en is sinds 2015 vast verbonden aan het ensemble van het Internationaal Theater Amsterdam. Dat jaar ging ook zijn theatermonoloog Song from Far Away in São Paulo in première die Simon Stephens speciaal voor hem schreef. Smits speelde in speelfilms en televisieseries. In oktober werd hij door collega Jacob Derwig onderscheiden met de Paul Steenbergenpenning.