Zijn sieraden zitten vol humor, maar in de Bossche studio van Ted Noten wordt serieus gewerkt. “In het Westen zijn we de betekenis van het sieraad een beetje kwijtgeraakt. Daarom wil ik het weer opladen met ideeën.”

Ted Noten mailde me zijn adres, “en dan vind je het wel”. Op genoemde locatie staat een café aan de waterkant, maar niks dat lijkt op een kunstenaarsatelier. “Ik kom voor Ted Noten”, zeg ik tegen de man achter de bar. Hij kijkt me fronsend aan. “Ted Noten, de sieraadontwerper”, probeer ik nog, “zijn atelier zit toch hier?”

De man komt achter de toog vandaag. “Natuurlijk, volgt u me maar.” Via het invalidentoilet komen we bij een steile metalen trap. “Volg de trappen tot u een Afrikaans masker ziet”, zegt hij en laat me alleen.
Ik beland in een hoge fabriekshal waar een man achter een houten bureau op me zit te wachten. Op het bureaublad ligt een zak vol euromunten en een schaal met exotisch briefgeld. “Hoi, ik ben Fred. Ik doe de administratie voor mijn broer. Ted komt zo.”
Ted Noten (Tegelen, 1956) combineert humor en conceptuele scherpte met het oude ambacht van de sieraadontwerper. Achter Ted/Fred hangen vijf verschillende verwarmingen aan de muur, verbonden met een ondoorgrondelijk netwerk van buizen. Ted: “Toen ik deze ruimte huurde, was er niks. Geen vloer, geen stroom, geen water, niks. Ik heb alles zelf aangelegd. Het leek me handig om de verwarmingen bij elkaar te hangen op de plek waar ik het meeste zou zitten.”
Ik heb altijd dat gedacht dat je in Amsterdam woonde.
“Het is alweer twee jaar geleden dat ik naar Den Bosch verhuisde, allereerst voor de verkering. Voorheen ging ik heen en weer.”
Een latrelatie?
“Ik noem het interstedelijk serieel monogaam. Ik wilde sowieso weg uit Amsterdam. De liefde voor de stad was over, ze gaf niks meer. In de jaren tachtig ben ik naar Amsterdam gegaan om te studeren. Het was geweldig: er gebeurde altijd wat, echt alles kon. Als je daar over straat liep en je keek de mensen aan, dan zag je de meest fascinerende ogen. Ogen met diepte, ogen met een verhaal. Op het laatst zag ik alleen nog maar ogen die stoned voor zich uit keken.”
Waarom ging je sieraadontwerp studeren?
“Ik was een tijd in India geweest en daar had ik zilverwerk ingekocht, behangen als een kerstboom zat ik terug op het vliegtuig. Thuis maakte ik er hangertjes en oorbellen van, die ik verkocht op festivals en braderieën. Ik vond het fijn om die dingen te maken, ik had echt maakplezier. Maaklust. Op een middag zat ik wat te prutsen in het atelier van een vriend van me, hij was beeldhouwer. Hij gooide een stuk klei naar mijn hoofd: ‘Ted, pak je ringetjes en je klei en ga wat doen met je leven, ga naar de academie!’
Dat heb ik dus gedaan, sieraadontwerp leek me de interessantste richting: het gaat om herinneringen, om rituelen, het is een investering die je ook in tijden van nood mee kan nemen, elke stam ter wereld kent ze en hecht er betekenis aan. In het Westen zijn we die betekenis een beetje kwijt geraakt. Daarom wil ik het sieraad weer opladen met ideeën.”

Eerlijk gezegd denk ik bij sieraden ook vooral aan ambacht.
“Zo was het ook. Ik zat op de academie in Maastricht, maar daar ben ik na drie jaar weggegaan. Ik vond het te ouderwets. We kregen les in techniek en ambacht, maar er werd niet over ideeën gepraat. Toen ging ik naar de Rietveld Academie in Amsterdam, dat was een compleet andere wereld, daar ging het alleen maar over concepten.”
Het andere uiterste.
“Kijk, gisteren had ik drumles en dan moet ik van die ritmes oefenen. Maar ik wil niet ritmisch leren drummen, ik wil vrij leren slaan. Gewoon meppen! ‘Meneer Noten, zo werkt dat niet’, zegt de drumleraar dan tegen me. Ik snap het wel, je moet eerst ritmes leren, zodat je daarna vrij kan gaan spelen. Je spieren en hersenen moeten alles zonder nadenken kunnen doen. Daar hebben we dan weer discussie over, want ik wil dat eigenlijk niet. Misschien is het met de academie net zo. Achteraf ben ik blij dat ik eerst al die technieken heb geleerd en daarna pas over ideeën ging nadenken. Ik weet in ieder geval hoe ik iets moet maken.”
Het is duidelijk aan de studio te zien: verspreid door de ruimte staan werkbanken, elk voor een ander materiaal. Een werkplek voor kunststof en een andere voor metaal, een plek voor schuren en polijsten en een hoek voor het bewerken van goud, “mijn lievelingsmateriaal”. Overal liggen gereedschappen, doosjes met boorkoppen, frezen en tientallen tangetjes en hamers. “Ik ben helemaal gek van hamers.”
Op het moment maakt Noten niet zo veel; hij is twee maanden met sabbatical. “Zo heb ik gisteren de trein genomen naar Roermond. Wat door de straatjes van vroeger gelopen, gekeken waar mijn middelbare school stond en een kaarsje opgestoken in de Munsterkerk. Allemaal dingen waar je normaal niet aan toekomt. En ik ben voor het eerst in dertig jaar naar de sportschool geweest.”
Als ik wegga houdt hij de deur nog even vast. “Weet je”, zegt hij, “ik ben blij dat je niet die ene vraag hebt gesteld.”

Welke?
“Over waarom ik sierraden maak. Dat vind ik altijd zo’n vervelende vraag.”
Die vraag heb ik je net nog gesteld, daar hebben we lang over gesproken.
“O ja? Mmm. Maar je hebt niet gevraagd of ik me meer kunstenaar of ontwerper voel, toch?”
Nee, dát vroeg ik je niet.
“Goed gedaan.”

tednoten.com

Dit is het zesde deel in een reeks van vijftien over kunstenaars en ontwerpers in hun werkomgeving.