“Leegte is geen afwezigheid”, hoorde ik de Dalai Lama zeggen in Brussel in juni 2006. Vier dagen van onderricht over De Boeddhistische Middenweg in een wirwar van vertalingen vanuit het Tibetaans. En ineens zag ik het: hij leek op Robert Rauschenberg. De Amerikaanse kunstenaar overleed op 12 mei. Wereldwijd werd hij in deze maand geprezen als wegbereider van de Amerikaanse pop art, als uitvinder van trash art, als de man die het echte leven de kunst binnenhaalde. Zonder Rauschenberg geen combine-paintings, geen kunst gemaakt van de echte wereld. Zonder Rauschenberg waren monochrome doeken niet meer dan picturale onderzoeken van het vlak gebleven. Zonder Rauschenberg was het abstract expressionisme nooit verbonden met pop art en had Amerika niet meegeteld in de beeldende kunst. Zonder Rauschenberg was Coca-Cola frisdrank in plaats van een icoon en hadden we geen weet van de bruikbaarheid van alles in beeldende kunst.
Maar hij was niet degene die een brug sloeg tussen kunst en de werkelijkheid, zoals alom gesuggereerd, hij was het die stelde dat een kunstenaar juist moest werken in de kloof daartussen. Geen bruggenbouwer, asjeblieft zeg, maar voorvechter van de kloof. Degene die ons vertelde dat je niet over een afgrond moet paraderen via een aangelegde weg, maar als kunstenaar van zo dichtbij mogelijk moet staren in die afgrond. Daarmee heeft hij ons geleerd wat kunst is.
Begin jaren vijftig onderzocht hij de mogelijkheden kunst terug te brengen naar de leegte. Hij gumde zijn eigen zwaar bevochten tekeningen uit. Maar, zo stelde hij, het bleven weggevaagde Rauschenbergs, hij was nog niets of niemand, hij gumde niets uit, maakte leegte van de leegte. Dus kocht hij een fles Jack Daniëls, klopte aan bij de regerende koning van het abstract expressionisme en vroeg hem een tekening om uit te gummen om die vervolgens te presenteren als een echte Rauschenberg. Willem de Kooning zocht een werk uit dat gemist zou worden. Én dat verdomde lastig uit te gummen was. Rauschenberg deed er een maand over om de tekening (gemaakt met potlood, krijt, oliepastel en nog veel meer) weg te krijgen. “It’s poetry”, zei hij. De Kooning vond het niks, maar begreep het. Dit was geen daad van radicaal verzet tegen de heersende kunststroming, maar een hommage aan de ware kunstenaar. Geen vandalisme of eindpunt, maar het begin van de kunst zoals wij die nu kennen.
Zonder Rauschenberg was ik halverwege het eerste jaar kunstgeschiedenis en het van buiten leren van honderden typen van Griekse vazen gillend de collegezalen uitgerend. Zonder Rauschenberg had ik nooit het verschil gekend tussen kunst en kunst van de middenweg. Bij de eerste staat de kunstenaar starend in de leegte van welke afgrond dan ook, bij de tweede loopt de maker over de brug, blik op afwezigheid. En zonder Rauschenberg had ik niets van de Dalai Lama begrepen.
‘Bed’ (1955) schilderde Rauschenberg op een deken omdat hij geen geld had om linnen te kopen. Deze proeve van abstract expressionisme zorgde voor een rel in de New Yorkse kunstwereld.
Voor wie vier en een halve minuut de Dalai Lama in Robert Rauschenberg wil zien, kijk op: YouTube, type in: ‘rauschenberg erased’ en bekijk de video ingebracht door ‘svsugvcarter’