Vier jaar is het Rijksmuseum al dicht vanwege de restauratie. Tel daar door de vertraging van ’s lands duurste restauratieproject ooit (270 miljoen euro) gerust nog een jaartje of vijf bij. Temidden van de door een dolgedraaide bureaucratie nog steeds niet aanbestede verbouwing probeert architect Thomas Offermans namens zijn Spaanse broodheren Cruz en Ortiz het hoofd koel te houden.

Nieuwe Rijksmuseum wordt geen praalwagen van het verleden

Waar Hollands Glorie wordt bezongen, is de ironie niet ver weg. “Dit is een paleis van de kunst, een feestelijk nationale trots-gebouw”, zei directeur Roland de Leeuw ruim drie jaar geleden over het Rijksmuseum. Dat nationale trots-gebouw stamt uit 1885, de tijd van het opkomend nationalisme toen ’s lands grootheid moest worden bezongen met heldendaden uit het verleden. Uit de Tachtigjarige Oorlog bijvoorbeeld, toen de Hollanders zich losmaakten van het Spaanse juk.
Laat dat Rijksmuseum, schatkamer van ons nationale bewustzijn, momenteel gerestaureerd worden door twee Spaanse architecten.
In het protestantse Nederland was het de superkatholieke Limburgse architect Pierre Cuypers die eind 19e eeuw de bouwopdracht voor een nieuw Rijksmuseum binnensleepte. Tot ergernis van velen. Zo liet koning Willem III het bij de feestelijke opening afweten met de mededeling nooit een voet te zullen zetten in ‘dat klooster’. Nu het museum ten prooi is gevallen aan een grondige restauratie is er opnieuw een Limburger die mee aan de touwtjes trekt. Thomas Offermans (Sittard, 1974) mag als een van twee projectarchitecten namens het Spaanse architectenduo Cruz en Ortiz de klus tot een goed einde brengen. In het inmiddels volledig gestripte Rijksmuseum loopt hij regelmatig Anne van Grevenstein tegen het lijf, directeur van het Restauratie Atelier Limburg en verantwoordelijk voor de opknapbeurt van de decoraties in het museum. (zie het artikel hiernaast)

Was de bouw van het Rijksmuseum 125 jaar geleden al een opeenhoping van problemen, ook de huidige renovatie incasseert de ene tegenslag na de andere. De heropening is inmiddels uitgesteld tot 2010, maar ook dit jaartal wordt door niemand nog serieus genomen. Museumdirecteur De Leeuw, die binnenkort met pensioen gaat, verwacht dat het zeker 2012 wordt.
De restauratie van het Rijksmuseum geldt als rehabilitatie van een decennialang verguisd gebouw waaraan in de loop der jaren zoveel is versleuteld dat van het door Cuypers beoogde Gesamtkunstwerk (exterieur, interieur, inrichting en tentoonstelling moesten één geheel vormen) niets was overgebleven. Veranderende museale inzichten en stijgende bezoekersaantallen hadden geleid tot een opeenvolging van herinrichtingen en verbouwingen waarbij Cuypers bedoelingen vakkundig werden weggemoffeld.
Het eerherstel kwam pas op gang na de expositie De lelijke tijd in 1995 waarin ook enkele objecten van Cuypers werden getoond. De expositie werd een keerpunt in het denken over 19e eeuwse neostijlen en ornamentiek. Het modernisme was passé, net als het taboe op het verleden en de liefde voor decoraties en ornamenten.
In die jaren werden de eerste plannen gesmeed voor restauratie. Een prijsvraag leverde Cruz en Ortiz als verrassende winnaars op; dat een buitenlands bureau ons ‘feestelijk nationale trots-gebouw’ mocht restaureren, viel niet overal even goed. Architect Tomas Offermans, zes jaar in dienst bij het Spaanse bureau, heeft een eenvoudige verklaring voor de voorkeur voor zijn Spaanse broodheren: “Omdat ze zo goed zijn in het verenigen van oud en nieuw.” Zie hun meer dan geslaagde restauratieprojecten in Sevilla en Cadiz.
Het duo deed relatief weinig ingrepen in Cuypers’ ontwerp. Door het strippen van de talloze aanpassingen en het slopen van de bouwsels in de binnenhoven bracht hun voorstel veel daglicht terug, zoals Cuypers het ooit bedoeld had. De Spaanse trouvaille zat vooral in een ondergronds plein vanwaar de bezoekers hun weg zouden vinden in het museum. Een briljante oplossing dat de tweedeling van het museum door de fameuze doorgang voor voetgangers en fietsers, dwars door het gebouw, teniet zou doen. Maar zoals Cuypers ooit knarsetandend de onderdoorgang moest accepteren, en daarmee een weggestopte museumentree, haalden ook Cruz en Ortiz bakzeil toen hun ontwerp in de ‘inspraak’ kwam. Het Stadsdeel Oud-Zuid vond namelijk dat het middenpad van de onderdoorgang, in het Spaanse ontwerp de plek waar de museumbezoekers met roltrappen afdaalden naar het plein in de voormalige binnenhoven, voor de passerende fietsers gereserveerd moest blijven. En weg was de joyeuze entree met de extra lichtinval en het ondergrondse plein met zijn ruimtelijk effect.
Toch is niet zo dat in 2012 (of later…) een replica van Cuypers’ ontwerp van achter de steigerdoeken te voorschijn zal komen. De in een artikel in NRC Handelsblad gedane suggestie dat de Spaanse architecten een hekel hebben aan de decoraties van Cuypers, klopt niet, zegt Offermans. “Het probleem bij zo’n restauratie is dat alle betrokken instanties een opvatting hebben over de vraag wat van het oorspronkelijke ontwerp wel en wat niet tot in detail moet worden teruggebracht.”
Het resultaat is een aanhoudend touwtrekken boven de tekentafel waardoor de voortgang van het project groteske trekjes begint te krijgen. Terwijl er volgens Offermans au fond weinig nieuws onder de zon is. “Zo gaat het nu eenmaal in de architectuur. Cuypers stond bekend als iemand die alles onder controle wilde houden, maar ook hij moest concessies doen. De voetgangersdoorgang is de bekendste, maar ook elders heeft hij pleisters moeten plakken waar hij niet helemaal uitkwam. Het maakt het ontwerp niet eenduidig en Cuypers’ streven naar een Gesamtkunstwerk ook niet erg waarachtig. Hij maakt lang niet overal waar wat hij suggereert.”
Op de stelling dat Cuypers’ ambities groter waren dan zijn talent gaat Offermans niet in. Hij wijst op de nuchtere kijk van Cruz en Ortiz op het Rijksmuseum en het sobere ontwerp dat daaruit voortkwam. “We hebben het hier over een gebouw van slechts 120 jaar oud. Geen authentiek monument uit de 16e of 17e eeuw dus, maar een gebouw dat van neo-stijlen aan elkaar hangt.”
Cuypers’ decoraties maakten integraal deel uit van de toenmalige inrichting, maar keren slechts gedeeltelijk terug. “Ze zouden in de nieuwe museale omgeving als nep overkomen. Cuypers wilde elke zaal anders, wij streven juist naar uniformiteit, houten vloeren, witte muren en bovenlicht. Door die soberheid komt de tentoonstelling beter tot haar recht. “Na oplevering moet hier een museum staan dat klaar is voor de 21e eeuw en miljoenen bezoekers moet kunnen ontvangen.”
Het Nieuwe Rijksmuseum wordt geen praalwagen van het verleden, zoals Cuypers het zag, maar een eigentijds museum waarin kunst en geschiedenis een eenheid vormen. Van een klakkeloos eerherstel van het oorspronkelijke ontwerp zal geen sprake zijn. Offermans: “Het wordt geen imitatie van Cuypers. Evenmin zullen we oud en nieuw met elkaar laten contrasteren, zoals andere architecten vaak doen. We streven naar een hybride ontwerp waarin het beste van twee werelden in elkaar verstrengeld zijn.”