Asger Jorn staat bekend als de schilder van de spontaniteit en de ongebreidelde fantasie. Jorn (1914-1973) was het meest prominente Deense lid van de Cobra-groep, collega dus van Karel Appel, Corneille en Constant – en wat mij betreft beter dan die drie bij elkaar. Veel kunstenaars zijn niet bestand tegen overzichtstentoonstellingen. Jorn wel, die blijft je verbazen. Telkens slaat hij nieuwe wegen in. Hij experimenteert op het scherp van de snede. Zijn beste werk straalt zoveel leven uit dat je er voor de rest van de dag vrolijk van wordt.

Spontaniteit en fantasie, zeker, maar voor mij is Jorn ook de schilder van de dromerigheid. Het begint al met de titels. Im Flügelschlag der Schwäne. Of Le vent nous emporte. Maar meer nog zit de dromerigheid, de onthechting misschien wel, in de wonderlijk ijle vlakken her en der in zijn schilderijen en grafiek. Vaak zitten ze aan de randen, soms ook prominent in het midden van het beeld.

Eén werk in het oeuvre van Jorn is mij bijzonder dierbaar. Het is een kleurenhoutsnede uit 1972, genaamd Dans le sillage d’If – Aube, een zogenaamde iris-druk met verlopende kleuren. Bovenin zien we een strandje met twee sprookjesachtige figuren. De ene lijkt een behaagziek uitgestrekt vrouwelijk wezen. Misschien is het een zeemeermin, daar houden ze sinds Hans Christian Andersen nogal van in Denemarken. De andere, een monstertje met naar alle kanten priemende stekels en voelsprieten, rukt energiek in haar richting op. Van achter een steile rots op de voorgrond houdt een derde figuur de verrichtingen op het strandje in het oog. Hij ziet er niet vriendelijk uit.

Het woordje If in de titel van de houtsnede verwijst naar een eilandje voor de kust van Marseille. Edmond Dantès, de hoofdpersoon uit de roman van Alexandre Dumas sr., zit er gevangen voordat hij in de gedaante van de graaf van Montecristo wraak neemt op de schurken die hem zowel zijn vrijheid als zijn geliefde hebben afgenomen. Misschien is de grimmige figuur op de voorgrond wel Edmond Dantès.

De zee links onderin de prent verloopt in alle denkbare schakeringen van groen via lichtgroen en azuur naar een steeds dieper blauw. Als je er op een bepaalde manier naar kijkt, is het lichtste gedeelte, juist waar het groen in het blauw overgaat, de horizon. Het diepe blauw daarboven is dan de lucht. Perspectivisch gezien is dat niet te begrijpen. De wazige verte kan zich nooit vóór het strandje bevinden. Of zou de hele gebeurtenis op het strandje een fata morgana zijn, een hersenspinsel van de figuur die we nu voor het gemak maar even Edmond Dantès noemen? Het doet er niet toe. Op de plek waar het groen en het blauw niet meer van elkaar te onderscheiden zijn, waar de kleur zelfs bijna verdwijnt, doet niets er meer toe. Het is de stilte, de oneindigheid, de droom. Die plek is de reden waarom een reproductie van Dans le sillage altijd in de buurt van mijn bureau hangt.