We waren in Zweden en ik wilde een kaart kopen. Een landkaart, bedoel ik. Een wegenkaart. Er was geen kaart te vinden.

De boekhandel in het dichtstbijzijnde dorp verkocht niet alleen boeken, maar ook snoep (er is altijd heel veel snoep in Zweden), ijs, pluchen elanden en T-shirts. En ansichtkaarten. Dat ze geen wegenkaarten hadden, was misschien niet zo verwonderlijk.

Een kilometer of veertig verderop lag een stad met twee winkelstraten. Daar was een echte boekhandel. Geen Polare met verdiepingen en koffie, dat niet, maar hij was dan ook niet failliet. Boeken hadden ze er, maar geen kaarten.

Bij de benzinepomp waren ook geen kaarten. Ze hadden er wel updates voor het navigatiesysteem, maar wij hebben geen navigatiesysteem.

Het was geen ramp. We hadden wat oude kaarten van vijftien jaar geleden bij ons. Daarmee konden we ons prima redden. Zoveel was er in die tijd nu ook weer niet veranderd. En Zweden houden, ondanks de Tomtoms, nog steeds erg van bordjes langs de weg. Van snoep dus, en van bordjes. Maar ik had me verheugd op een mooie kaart van het gebied waar we verbleven. Misschien wel een stafkaart, schaal 1:50.000, met hoogtelijnen, elektriciteitspalen en drenkplaatsen voor het vee. Een kaart waarop je kan verdwalen.

Als kind was ik al gek op kaarten. Ik ben niet de enige, dat weet ik. Maar ik ben waarschijnlijk wel de enige die op twaalf- of dertienjarige leeftijd een customized (dat woord kenden we toen nog niet) oriëntatiebord maakte. Het was een windroos, getekend op een rond stuk karton. Zutphen, de stad waar ik ben geboren en opgegroeid, vormde het middelpunt. Van daaruit gaven pijlen de richtingen en afstanden aan: Warnsveld 2 km, Doetinchem 20 km, Moskou 2200 km. Uiteraard was de pijl voor Moskou niet 1100 keer zo lang als die voor Warnsveld. Dan was het een onleesbaar geval geworden. Hoewel ik nog niet was ingewijd in de geheimen van de logaritmische functie, had ik een verlopende schaal geconstrueerd. Hoe groter de afstand, hoe korter in verhouding de pijl op mijn kartonnen schijf.

Het viel helemaal niet mee om het ding te maken. De bedoeling was dat mijn Zutphanocentrische wereldbeeld zich vanaf mijn hoofdkussen aan mij zou ontvouwen. Dat betekende dat de roos met de pijlen ondersteboven aan het plafond diende te hangen en dus in spiegelbeeld getekend moest worden. Dit vergde grote oplettendheid.

Toen het af was, was ik apetrots. Mijn ouders ook. Die hebben de schijf nog jaren voor mij bewaard. Pas bij hun verhuizing naar een seniorenflat is hij met het oud papier meegegaan. Maar eigenlijk viel het resultaat me van het begin af aan tegen. Hoewel ik alles met zwarte stift had overgetrokken, bleven her en der fout getrokken potloodlijnen zichtbaar. Het karton trok al snel krom, de schijf zweefde als een opgegooide pannenkoek boven mijn bed. En het ergste was: het avontuur ontbrak. Het was leuk om te weten dat Peking voorbij de wastafel lag, maar ik miste de bergen, de eindeloze bossen, het mysterieuze Baikalmeer, de steppen van Mongolië. Die stonden op de kaart.

In Zweden kun je met de Tomtom van A naar B, of met hulp van de bordjes langs de weg natuurlijk. Je gaat van kruispunt naar afslag naar driesprong, maar de route kun je je niet voorstellen. Eigenlijk bestaat het land niet meer.