In mei verschijnt Goed gerei, een docu-roman waarin Wido Smeets een familiegeschiedenis herschrijft. Hoe reconstrueer je een verhaal waar de bronnen tekortschieten?

Een bibberende handtekening onder een geboorteakte. Een oorlogsdagboek. Bedrijfsnotulen met uitgescheurde pagina’s. Een mogelijk bezoek, eind jaren dertig, aan het met nazivlaggen behangen Berlijn. Brieven van een Italiaanse vrijer. Een rechtszaak met de oude, toen nog jonge Max Moszkowicz in een hoofdrol.

Op welk moment besloot ik dat deze ingrediënten uit het verhaal van mijn grootvader Leio en zijn zes zonen, over de opkomst en ondergang van hun meubelfabriek, moest worden opgeschreven? Een verhaal over botsende karakters, gefnuikte dromen, bijtende jaloezie – tot ze uit elkaar werden gedreven, door de omstandigheden en door de dood.

Mijn eerste notities, zag ik laatst, stammen van oktober 2012. Mijn herinneringen aan die tijd zijn inmiddels net zo vaag en onbetrouwbaar als het geheugen van de betrokkenen die ik voor Goed gerei – zo heet het boek – heb gesproken. De hoofdpersonen waren toen al dood. Ik sprak met neven, nichten, arbeiders van de fabriek, vrienden van de familie en dorpelingen die het allemaal hebben zien gebeuren. Veel van hen zijn op leeftijd.

Leio bouwde midden jaren dertig zijn zagerij om tot een meubelfabriek en had bedacht dat hij te zijner tijd zou worden opgevolgd door zijn zonen. Alle zes. Op basis van gelijkheid. Dat is vragen om problemen, zeggen we nu. Maar achteraf is het makkelijk lullen. Wat er in die jaren dat Leio’s levenswerk langzaam ten onder ging is gebeurd, is voor een belangrijk deel verdwenen in de mist van de vergetelheid. Wat betrokkenen zich nog herinneren, is weinig meer dan de schaduwen van wat er zich heeft afgespeeld.

De mondelinge geschiedschrijving heeft bijgedragen aan de kleur en de detaillering van het boek, maar niet aan de waarheidsvinding. Daar gaan we weer. Al in de vijfde alinea van deze inleiding botsen we al op de vermaledijde waarheid.

Hoe erg is dat? Om eerlijk te zijn heeft de waarheid me nooit zo geboeid. Te ver weg. Te vaak misbruikt ook. De werkelijkheid is een stuk interessanter, vooral de manier waarop we daar mee omspringen. Ha, hoor ik u zeggen, in een tijd van fake news en trollen weten we daar alles van! Toch is al die heisa best overdreven. Nepnieuws en trollen zijn zo oud als de mens. De grote ideologieën zijn erop gebaseerd, wereldreligies kunnen niet zonder. Thora, bijbel en koran staan vol met broodje aap verhalen.

Terug naar de fabriek van Leio. Er zullen, werpt u tegen, toch archieven en documenten zijn geweest waarmee je op zijn minst een deel van de werkelijkheid hebt kunnen reconstrueren? Ja en nee. Er is geen bedrijfsarchief bewaard gebleven, al doken er hier en daar niet te versmaden documenten op, zoals brieven, en de in de aanhef genoemde map met bedrijfsnotulen. Maar ook hier geldt dat we het geschreven woord vijftig jaar na dato bezwaarlijk als een betrouwbare weergave van de werkelijkheid betitelen.

Zo werd de uitdaging om van al die brokken informatie over het familiedrama een vloeiend en geloofwaardig verhaal te maken alsmaar groter, en deed de fictie haar intrede. Aanvankelijk met enige schroom, later met steeds meer plezier vermengde ik de werkelijkheid met een door mij geconstrueerde waarschijnlijkheid. Noem het faction – een goed Nederlands woord voor de versmelting van feit en fantasie bestaat niet.

Gaandeweg sloop er ook meer van mezelf in het boek. Als schrijver én als personage. De uitgever omschreef Goed gerei als een speculatieve documentaire. Een meelezer noemde het een docu-roman. Allebei prima – misschien is het nog beter om het niet te veel over het genre te hebben, maar over de inhoud. En hoe die tot stand kwam.

Daarover de volgende keer.

Dit is het eerste deel van een reeks van vier artikelen, over het werken aan Goed gerei. Het boek verschijnt eind mei bij de Arbeiderspers in Amsterdam.