door Wido Smeets

Dumoulin was een zekerheidje voor goud, noteerde de sportredacteur in het eerste weekend van de laatstleden Olympische Spelen. Maar helaas, Tom werd tweede. De journalistieke teleurstelling droop ervan af: alsof de wielrenner hem iets had beloofd, en niet had geleverd. Dat Dumoulins aanwezigheid (hij had een gebroken pols) en zijn tweede plek alleen al een klein wonder waren, speelde geen rol in de afweging bij de redacteur – die zelf trouwens niet in Rio was. Hij tikte zijn stukje, die dag en alle Olympische dagen erna, thuis, of op de redactie.

De Olympische dagen erna waren ook al geen feest. Er werden weinig zekerheidjes binnengehaald, door de media alvast op het schild gehesen toppers stelden teleur, het waren mindere, nou ja, onbekendere goden die goud haalden voor Team NL – eigenlijk was die naam nog de grootste miskleun van de Spelen.

De toon van de sportredacteur sprak boekdelen: we worden niet graag teleurgesteld. Hoe comfortabeler ons leven, hoe minder we van verrassingen houden. Toen Tom geen goud haalde, vonden we hem ineens een stuk minder leuk. Net als Dafne, die pardoes kut zei toen ze slechts zilver haalde. Gelukkig duwde haar manager haar de dag erna naar het Heineken House – er moesten nog sponsorcontracten worden verzilverd – en kon er alsnog een lachje vanaf. Van Epke kregen we een foto voorgeschoteld waarop hij letterlijk op zijn bek ligt. “Flying Dutchman Flat on his Face”, kopte The Guardian.

Weg controle, terwijl controle juist is wat we willen. Controle is de fetisj van de moderne mens, niet alleen bij sportbeleving. We raken overmeesterd door de alom tegenwoordige angst (IS! Terreur! Islam! Boerkini!) die ons uit zekerheden bestaande leventje bedreigt. Overheden, bedrijven en media doen daar even hard aan mee – alsof ze in hetzelfde complot zitten als die mafkezen in Raqqa.

Die controle wordt ons aangeboden door massasurveillance en big data. “We bouwen een soort supercomputer die ons vertelt wat we moeten doen. Een nieuw totalitair systeem. Een dictatuur van data”, constateerde de Delftse hoogleraar Dirk Helbing een tijdje geleden.

Er zijn minder terreuraanslagen dan twintig jaar geleden, maar de beeldvorming is anders. Omdat we denken dat we terreur onder controle kunnen krijgen, stemt ons parlement dezer dagen over nieuwe wetgeving die de overheid meer toegang geeft tot data van individuele personen. Angst wordt politiek misbruikt, het gebeurt al eeuwen, en we laten het opnieuw gebeuren. We wachten nog steeds op de eerste IS-gerelateerde aanslag in Nederland, maar wie heeft Plasterk of Rutte alvast horen zeggen wat de burgemeester van Melbourne een paar jaar geleden zei na een aanslag? “We gaan onze felbevochten vrijheden niet opgeven. Fuck you!”

Ze durven niet, Plasterk, Rutte en al die anderen.

Liever geven we, op hun voorstel, dertien miljard euro uit per jaar aan ‘veiligheid’, aan het managen van de angst. Bedenk eens wat je met dertien miljard zou kunnen doen om het vertrouwen in de samenleving terug te brengen, om het onderwijs te verbeteren, in plaats van het verder aanwakkeren van het onderlinge wantrouwen.

Toch een geruststelling: de wereld is te ingewikkeld om te kunnen regeren met digitale data. “We kunnen niet eens de verkeerslichten in een stad optimaliseren”, zegt Helbing sarcastisch.

Dat is wat we tijdens de Olympische Spelen zagen bevestigd: de chaos, het toeval en de domme pech laten zich niet beteugelen. Niet door Maurits Hendriks en zijn medaillespiegel, noch door sportredacteuren, noch door de makelaars in angst en hun groeiende gevolg, noch door politici met hun miljarden.