In de film The Forgiveness of Blood van Joshua Martin zijn twee Albanese pubers voortdurend in de weer met games, mobieltjes en facebook. Zo maken kinderen uit achtergebleven regio’s zich met een technologische hink-stap-sprong de verworvenheden van de 21e eeuw eigen, maar – dachten we het niet – de schijn bedriegt. Als er in het dorp een familieconflict ontstaat, treden de oude regels van de bloedwraak in werking en blijken traditie en genen sterker dan eigentijdse gadgets.
De opmars van virtuele verworvenheden laat er zich in onze wereld niet door afremmen.  Amerikaanse kunstliefhebbers hoeven dezer dagen niet naar Richmond af te reizen om in het plaatselijke Virginia Museum een overzichtstentoonstelling van Picasso te gaan zien. In steden als New York, Washington en Philadelphia worden op zijgevels van gebouwen grote portretten van Picasso geprojecteerd die bestaan uit Quick Response-codes, de zwarte-blokjes waardoor telefoons met internet kunnen communiceren. Wie ter plekke zijn smartphone die codes laat scannen, ziet op de gevels ineens schilderijen uit de Picasso-expo in Richmond verschijnen. Dat wil zeggen: op de simulatie ervan op het schermpje van zijn smartphone. Ook in Starbuck-vestigingen aan de oostkust kun je zo naar believen Picasso-schilderijen downloaden. Deze technologische tovenarij heet augmented reality: het toevoegen van virtuele beelden aan echte beelden. Zo krijgen de Starbuck-klanten met hun dagelijkse shot coffeïne ook een dosis kubisme toegediend, schreef de alleen digitaal verschijnende Huffington Post.
Ook Nederlandse musea werken met deze ‘gelaagde realiteit’, en het Maastrichtse filmfestival Made in Europe heeft dit jaar een QR-code op de flyers staan waarmee je een trailer kunt downloaden, maar de kroon wordt gespannen door het Google Art Project. Hierin laat Google zeventien topwerken uit internationale topmusea, in uitzonderlijk hoge resoluties gescand, zien op internet. We hoeven dus niet meer drie keer de wereld over om de internationale topkunst met eigen ogen te gaan zien.
Met eigen ogen?
Tot mijn stomme verbazing zijn musea enthousiast over het Google Art Project. Net als het Virginia Museum in Richmond hopen ze zo liefhebbers te kietelen om ook fysiek naar the real thing te komen kijken. Zeker bij jongere generaties lijkt me dat vergeefse moeite. Die gingen al niet naar musea, die weten niet beter dan dat internet the real thing is.
Da’s eigenlijk best triest. Dat je dankzij Google op je laptop tot op de nanometer kunt inzoomen op details die in het echt vrijwel onopgemerkt blijven, laat onverlet dat een  digitaal getoond schilderij nooit groter is dan de omvang van je beeldscherm. Alleen in het Rijksmuseum zelf kun je de Nachtwacht vanuit dichtbij en veraf bekijken, van opzij en vanonder: de monumentaliteit van het 3.63 x 4.37 meter grote doek zal je op elk beeldscherm ontgaan. Nog los van de niet te digitaliseren sensatie die een schilderij live kan oproepen, eenvoudigweg omdat je met eigen ogen voelt hoe de kwast het doek beroerde.
Intussen heeft de Maastrichtse architect Ab König een interessante variant van bovengenoemde QR-gadget bedacht. König ijvert al jarenlang voor de terugkeer van de in 1992 gesloopte watertoren annex schoorsteen op het voormalige Céramique-industrieterrein, inmiddels woonwijk, in zijn woonplaats. Daarvoor heeft hij een locatie vlakbij het Bonnefantenmuseum op het oog, pal naast de Kennedybrug. Op tweederde van de 43 meter hoge toren, op de wanden van het ex-waterreservoir, wil hij QR-codes van kunstwerken aanbrengen die op dat moment te zien zijn in het museum. Met dien verstande dat het echte werk, in tegenstelling tot bij die Amerikaanse Picasso-expo of het Google Art Project, wel op loopafstand te zien is. Stel je wandelt door het stadspark en ziet in de verte de watertoren. Je scant met je smartphone de daarop geprojecteerde QR-codes en denkt: ‘Hm, kan interessant zijn.’ Vijf minuten later loop je het museum binnen, op weg naar the real thing.