Hij: “Ik ben nu eigenlijk in mijn atelier.”

Zij: “Dit is mijn Vive le Velo week. Deze week ben ík verantwoordelijk voor de fietsenmakerij en het fietskoerierswerk zodat hij zijn hoofd kan vrijmaken en zich helemaal op zijn kunst kan richten.”

Hij: “Vroeger hadden we geen goede verdeling. Dat werkte niet.”

Zij: “Op maandag overleggen we altijd even. Daarom is hij nu hier.”

Hier is in de voormalige brandweerkazerne aan de Capucijnenstraat in Maastricht. Sinds ruim tweeënhalf jaar kreeg die een nieuwe functie en huren Dirk Bours (35) en Chantal Le Doux (40) er ruimte voor hun fietsenbedrijfje. Naast hen zit De Brandweerkantine, waar dagelijks vanaf 09.00 uur eten en drinken wordt geserveerd en flexwerkers en studenten achter laptops zitten. In de kelder zit een breistudio, op de eerste verdieping tekstschrijvers, documentairemakers, ontwerpers.

Allebei zijn ze ietwat verlegen en stug, toch beginnen ze na enig aandringen te vertellen. Net als Chantal studeerde Dirk af aan de kunstacademie. Voor zijn werk zoekt hij altijd naar mooie materialen. Op een dag vond hij op de schroothoop een frame van een oude, hele dure, racefiets. Hij nam het mee en bouwde de fiets met originele onderdelen weer op. Nadat Chantals racefiets was gestolen, bedachten ze samen het plan een fietsenzaak te beginnen, gespecialiseerd in het opbouwen en geheel naar wens maken van vintage racefietsen.

Dirk wijst op een geel-rood-blauw frame. “Kijk, iemand kwam met deze oude Batavus aan. Tegenwoordig worden fietsonderdelen gemaakt van goedkoop plastic en aluminium dat in China is geproduceerd. Veel dingen worden voor een tijdelijke periode gemaakt en dan weggegooid. Ja, economisch gezien is dat misschien wel goed, maar…”

Gegeneerd denk ik aan de spiksplinternieuwe tas om mijn schouder die hoogstwaarschijnlijk ergens ver weg goedkoop en liefdeloos in elkaar is gezet. Ondertussen gaat Dirk verder. Dat het mooi is als dingen met zorg gemaakt zijn, geheel naar de wensen van de koper. “Dat is toch duidelijk, hé”, vraagt hij, alsof ik de indruk maak hem niet afdoende te begrijpen.

Hij stort zich op het loswrikken van een trapas. “Een normale fietsenmaker zou dit frame weggooien”, zegt Chantal. “Wij zetten ons leven op het spel om het te behouden. Het heeft al twee weken in kruipolie liggen marineren.”

Met Vive le Velo en hun fietskoerierswerk verdienen ze iets meer dan het minimumloon en daarvan leven ze. Dat lukt omdat ze allebei goedkoop wonen en enkel zichzelf hoeven te onderhouden. Het is genoeg om ook de huur van hun ateliers en de materialen voor hun schilderkunst mee te betalen. Ze exposeren met enige regelmaat. Chantal: “Soms verkoop je een jaar niets, soms een paar werken en dan kun je weer even vooruit.”

Vive le Velo maakt het hen mogelijk kunst te blijven maken. Daarbij, zegt Dirk: “Kunstenaar zijn is eenzaam. Hier voeren we juist vele gesprekken. We draaien niet alleen aan schroeven van fietsen, maar ook aan schroeven in de hoofden van onszelf en onze klanten.”

De trapas is nog altijd niet los, de vreugde over mijn nieuwe tas getemperd.

Dit is deel 3 van een reeks Maastrichtse stadskronieken, een initiatief van de stichting Edmond Hustinx.