Elk jaar twee collecties, dat vond modeontwerpster Monique van Heist gekkenwerk. In 2009 besloot ze om tien jaar lang aan één collectie te werken: Hello Fashion. In haar atelier in het West-Brabantse Halsteren maakt ze met ANNEKE VAN WOLFSWINKEL de balans op. “Ik zou hard op mijn bek gaan, óf het zou een succes worden.”
Het
is koud binnen. In het grote fornuis dat dienst doet als verwarming
ruist het houtvuur. Friese witjes op de wand boven het keukenblok,
terracottategels op de vloer: ze zijn pas gezet, maar lijken er
altijd al geweest te zijn. Door de ruit is de moestuin te zien, één
laatste rode appel hangt nog aan een tak. “De appels zijn te klein
gebleven dit jaar, we moeten nog wat beter leren snoeien”, zegt
Monique van Heist. Ze draagt drie lagen kleding, op de broek na
allemaal eigen ontwerp. De korte jas van donkerblauwe wol valt ruim
en wat hoekig, met een eenvoudige rij knopen en grote opgestikte
zakken.
Ze legt ze uit hoe zo’n jas tot stand komt, van
idee tot ding. “Ik wilde een jas die je binnen kunt dragen, maar
die er niet uitziet alsof je je jas hebt aangehouden. Ik zoek de
ontwerpuitdaging: als je dit model uitvoert in dunnere stof, zou je
het als pyjama kunnen dragen, dat vind ik nou net zo leuk. Van dit
jasje heb ik toevallig een schetsje gemaakt, maar meestal begin ik
meteen het ding te maken.” Dan volgt het maken van de patronen uit
karton (“Ik hou wel van dat technische”), het bijschaven, stoffen
uitzoeken, passen en perfectioneren. “Ik wil dat het kledingstuk
een soort vanzelfsprekendheid heeft. Maar het is best ingewikkeld om
die eenvoud te bereiken. Mijn handschrift zit hem in de details: hoe
wijd een mouw precies is, welke vorm een zak heeft, hoe de ronding
van een kraag is. Ik wil eigenlijk dat als mensen mijn kleding zien,
denken: Ja! Dat is precies wat ik al heel lang wilde hebben!”
En warempel: het eindresultaat lijkt verrassend veel op het
tekeningetje dat nog in haar notitieboekje staat: een paar lijnen,
hop, hop: jasje.
Eigenlijk heeft Monique van Heist (Haarsteeg,
1972) zich er altijd over verbaasd dat mensen niet op een normale
manier over mode lijken te kunnen praten. “Het gaat óf over
misstanden in de productie, de dramaverhalen over Bangladesh, óf het
gaat over de glamour van de rode lopers en de grote sterren. Ik
vergelijk het vaak met eten, dat is net zo alledaags als kleding.
Over koken heb je de meest uiteenlopende boeken en tv-programma’s.
De oorsprong van producten, slimme kooktechnieken, waar de chef zijn
wilde sla plukt, alles wordt besproken. Waarom kan dat over mode dan
niet?”
Ze was een jaar of acht toen ze voor het eerst achter
de naaimachine ging zitten, in het Limburgse Ittervoort waar ze
opgroeide. Haar moeder kon niet naaien, twee tantes wel, en met wat
naailessen lukte het haar al gauw om zelf kleding te maken. Met
voorbeelden uit de Burda en de Knip, of afgekeken van te dure kleren
in winkels. Het duurde niet lang voordat ze ook kleding voor
vriendinnetjes maakte. “Dat je kleding zélf kan maken van een lap
stof, ik vind dat magisch. Die fascinatie heb ik voor alle ambachten.
Heb je wel eens zelf een brood gebakken? Dat is toch geweldig? Pas
een paar jaar geleden hoorde ik een mooi verhaal over mijn
overgroot-oma. Zij had weinig geld, maar bestudeerde de dure kleding
die ze in etalages zag. Dan kocht ze een lap stof en maakte het zelf
perfect na. Ja!, dacht ik toen ik dat hoorde, het komt dus ergens
vandáán!”
Ze heeft het geprobeerd, meedraaien in de
modewereld. “Zeven seizoenen, denk ik. Maar al snel voelde ik een
enorme onvrede. Ik stak zo veel tijd in die ontwerpen, waarom moet ik
daarna wéér iets nieuws maken? Ik besloot: of ik hou ermee op, of
ik ga het helemaal anders doen. Ik nam me voor om tien jaar lang te
werken aan één collectie, die gestaag zou groeien, en waar geen
enkel ontwerp uit zou verdwijnen. Zo begon mijn eigen merk Hello
Fashion: ik wilde op mijn manier de mode weer gaan omarmen.”
In die tien jaar heeft ze zo’n negentig stukken ontworpen. Ze maakt
wel nieuwe varianten: andere stoffen, andere prints, maar de
ontwerpen blijven hetzelfde. “Ik zou óf heel hard op mijn bek
gaan, óf het zou een succes worden.”
Het laatste gebeurde.
Sterker nog, ze krijgt nu vragen van winkels of ze bepaalde
kledingstukken, soms helemaal uit de beginperiode, weer kunnen
bestellen. Haar meest succesvolle kledingstuk gaat nog verder terug:
de legging. Er hangt er een aan een kledingrek in het atelier. Zwarte
rekbare stof, subtiel ingezette broekzakken, pijpen die aan de
bovenkant wat losser zitten zodat ie altijd mooi valt. “Hier leef
ik eigenlijk van, dit is al vijftien jaar een bestseller. Ik vind het
ook zo logisch om lang dezelfde collectie te hebben. Want ga maar na:
jij gaat toch ook niet ieder seizoen je complete imago omgooien? Op
een gegeven moment ben je er wel achter wat je graag draagt, welke
‘look’ bij je past. Er zijn nu steeds meer andere, vooral
kleinere merken die op een vergelijkbare manier werken.”
De
jassen, broeken, overhemden, rokken en jurken die aan de rekken
hangen hebben allemaal die schijnbare eenvoud. Veel stukken zijn ook
bedoeld voor zowel vrouwen als mannen. Er zijn zelfs winkels waar
haar kleding alleen bij de herenafdeling hangt. “De eenvoudige
vormen van herenkleding vind ik veel interessanter dan
vrouwenkleding. Daar zit vaak zoveel gedoe aan, coupenaadjes hier en
dingetjes daar. En het is waar dat mijn ontwerpen vaak oversized en
wat hoekig zijn. Maar ik vind het spannend om met tegenstrijdigheden
te werken: als je een ruim vallend kledingstuk uitvoert in een heel
soepele stof, kan het de vorm van het lichaam juist wél heel mooi
laten uitkomen. Of ik bedenk met opzet iets wat heel lelijk is, een
bepaalde print bijvoorbeeld. Dan ga ik toch proberen om de schoonheid
die daar ook in schuilt, naar boven te krijgen in een ontwerp. Daar
zie ik ook humor in.”
Ze zal nooit iets maken dat ze zelf
niet aan zou trekken, en ze draagt vrijwel dagelijks haar eigen
kleding. Behalve de dag waarop ze trouwde, bijna zeven jaar geleden.
“We trouwden vooral uit praktische overwegingen, omdat onze zoon op
komst was, gratis op woensdagmorgen. Ik was hoogzwanger, en ik
probeerde wat kleren van mezelf. Maar door die buik stond het
allemaal voor geen meter. Ik had nog maar een paar dagen, en kon niet
zo helder nadenken. Het draaide erop uit dat ik getrouwd ben in een
jurkje van de Zara.”

Ze loopt even naar buiten om een
paar houtblokken te halen. Op het pleintje dat het atelier scheidt
van het woonhuis is haar man Lewis aan het werk met een stapel tegels
en een slijptol. “O ja”, zegt ze, als ze het hout in de kachel
legt, “we kunnen niet naar de wc, hij heeft net de pot eraf
gehaald.” Ze haalt haar schouders op. “Ik loop de tuin wel in als
ik het niet kan ophouden.” Drie jaar geleden verhuisde zij met haar
man en zoontje van Rotterdam naar Halsteren, bij Bergen op Zoom. “We
wilden zelf meer ruimte en rust. En ik wilde graag dat mijn zoontje
zou kunnen opgroeien met de natuur en de ruimte om hem heen, zoals ik
dat zelf in Limburg had als kind. Het is heerlijk om tussen het
werken door even naar buiten te kunnen lopen, de moestuin in, even in
de zon zitten.” Ze somt op wat er allemaal in die tuin staat:
“Tomaten, paprika, komkommer, maïs, snijbiet, courgette, uien,
aubergine – ik zou er meer tijd aan willen besteden, maar ik heb
ook al gemerkt dat je er met weinig onderhoud ook prima uit kunt
eten.”
Ze leert het moestuinieren van de buren (“Je kan
hier op het platteland niet zeggen: jouw kop staat me niet aan dus ik
ga wel naar een ander, héél verfrissend”), uit boeken, en gewoon
door een beetje logisch naar de planten te kijken. Over de tuin
spreekt ze met dezelfde combinatie van geestdrift en nuchterheid als
over haar kledingontwerpen: wat gááf om dit zelf te kunnen, maar
laten we het vooral gewoon hebben over hoe je het nou doet.
Tien jaar na de start is Hello Fashion afgerond, de labels in haar
kleding dragen alleen nog haar eigen naam. Wat nu? ,,Die collectie
vormt een archief, een basis waar ik nog heel veel uit kan putten.
Maar dan op een vrijere manier. En er is weer ruimte voor nieuwe
dingen. Ik ga een boek maken, een soort combinatie van een
doe-het-zelf- en kookboek, maar dan over mijn kledingontwerpen. Mét
patronen. Niet van mijn bestseller natuurlijk, maar ik heb zo veel
mooie ontwerpen liggen. Ik heb altijd een soort democratisch gevoel
gehad bij Hello Fashion: ik zou het geweldig vinden als mensen mijn
ontwerpen zelf gaan maken. Met dat boek wil ik eigenlijk zeggen:
kijk, nu is het van jullie.”