Het landschap zit vol verhalen. Maar hoe maak je die zichtbaar? In de Landkunst-expositie op Fort Sabina bij Heijningen is te zien hoe kunstenaars zich laten inspireren door de verhalen die daar voor het oprapen liggen. Een gesprek met Jan Janse van Staatsbosbeheer en illustrator Vivian Heyms, die de vergeten geschiedenis van de Watersnoodramp in West-Brabant verbeeldt.

Vanaf het hoogste punt op de aarden wallen van Fort Sabina kijk je uit over het Haringvliet. Aan de andere kant strekt de polder zich uit tot de horizon, een kleine kudde schapen graast op de steile wallen van het fort. Jan Janse, landschapsarchitect en adviseur landschap en cultuurhistorie bij Staatsbosbeheer, wijst naar de met gras overtrokken gewelven van het fort: “Dat waren de opslagbunkers voor munitie. En die zware eikenhouten deuren zijn zeventiende-eeuws, gemaakt van hergebruikte scheepsrompen.”

Het fort heeft een lange geschiedenis, met hoogtijdagen in de Napoleontische tijd. Zelfs bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in 1940, heeft het nog even dienst gedaan in een vergeefse poging de vijand tegen te houden.
Vivian Heyms verdiepte zich in de verhalen rond het fort. “Ik was verrast toen ik hoorde dat het hier in 1953, met de Watersnoodramp, rondom helemaal onder water gestaan heeft. Ik wist helemaal niet dat dat hier gebeurd was. Dat maakte mij nieuwsgierig, en ik besloot mijn werk over die geschiedenis te maken.”
Janse vindt het mooi dat deze minder bekende geschiedenis opnieuw verteld wordt. “Zie je dat fortwachtershuis, beneden? Het oude huisje is in 1953 helemaal weggevaagd. Bij de Watersnoodramp denken mensen allereerst aan Zeeland. Maar dat de dijken ook hier in West-Brabant braken, realiseren veel mensen zich niet. In het gebied rond dit fort is ongeveer de helft van de mensen verdronken. Mijn vader heeft het van dichtbij meegemaakt, en vertelde ons er verhalen over. Zo dachten ze in het begin nog dat het water wel weer zou zakken als het eenmaal eb werd. Maar door de storm en het springtij kwam er geen eb, en werd de druk van het water op de dijken steeds hoger. Ze hadden nooit verwacht dat die konden breken.”

Vivian Heyms en Jan Janse (Staatsbosbeheer) op Fort Sabina.


Heyms komt niet uit deze streek en kent de verhalen niet uit haar eigen familie. “Toch wil ik de emotie van die ramp invoelbaar maken. Ook omdat wat er toen gebeurde, ons een spiegel voorhoudt over de situatie waar wij zelf in zitten – ook al is het op een heel andere manier.” De illustrator werd kort na haar afstuderen benaderd door Kunstloc, met de vraag of ze mee wilde doen aan de Zuiderwaterlinie-expositie op Fort Sabina. Haar afstudeerwerk, aan de richting illustratie van kunstacademie St. Joost in Breda, was opgevallen. Voor haar project ‘Slavenschip Leusden’ maakte ze indringende tekeningen over een vergeten stuk geschiedenis: het vergaan van het schip ‘Leusden’ in 1738 voor de kust van Suriname. Ze zoomde in op de handen, voeten en gezichten van de tot slaaf gemaakten in het ruim, die verdronken. Heyms: “Ik verbind in mijn werk verhalen en beelden uit het verleden met het heden. Niet om een mening op te dringen, maar om mensen zelf te laten nadenken over wat die verhalen ons te zeggen hebben over onszelf, hier en nu.”
Die benadering past goed in de visie van Staatsbosbeheer. Janse: “We werken al lang samen met Kunstloc om Landkunstprojecten te realiseren in Brabant. Die kunst zie ik als een verrijking van het landschap. Hier op Fort Sabina, maar ook in bossen of andere landschappen, zijn zo veel verhalen te vertellen. Over wat er in het verleden gebeurd is, of over bijzondere planten of dieren die in een bepaald gebied voorkomen. Een kunstenaar kan zich laten inspireren door het landschap en weer iets zichtbaar maken van wat er in het verleden gebeurd is. Het mooie van kunst is dat het niet eenduidig die verhalen vertelt. Een kunstwerk wekt verbazing en verwondering, maakt nieuwsgierig. Dat is veel aantrekkelijker dan alleen maar een informatiezuil langs de weg. Door landkunst wordt de beleving van een plek verrijkt.”
Voor de kunstenaar is het interessant om de karakteristieke eigenschappen van een specifieke plek onderdeel te maken van het werk. Heyms koos als plek voor haar kunstwerk het paadje dat naar het hoogste punt van het fort voert. Haar tekeningen maakt ze op platen van doorzichtig acrylaat, gevat in een houten frame dat gebaseerd is op de vorm van een waterpeil. “Als je omhoog wandelt, zie je die tekeningen één voor één. Hoe hoger je komt, hoe hoger het waterpeil op de tekening stijgt. Tegelijk zie je, door de tekening heen, de polders in de omgeving. Zo ontstaat er letterlijk een verbinding tussen het verleden en het heden. Wat me opviel in de verhalen over de Watersnoodramp is dat mensen de waarschuwing over het stijgende water niet goed begrepen, de ernst van de situatie drong niet tot hen door. Ze voelden zich, net als wij nu, veilig achter de dijken. Wat zich toen heel snel en plotseling voltrok, gebeurt nu in een heel langzaam tempo: de zeespiegel stijgt, maar het lijkt alsof we niet goed weten hoe we daarop moeten reageren.”
De palen staan diep in de grond verankerd: het kan hier hard waaien. En Heyms kreeg, net als de andere deelnemende kunstenaars, negen in totaal, een wat ongewone eis mee: het werk moet bestand zijn tegen nieuwsgierige schapen. “Dat komt wel goed. Die tekeningen blijven tot in de herfst stevig rechtop staan.”