Voor Joseph Beuys was het hele leven kunst en kunst het hele leven. Van 1975 tot zijn dood in 1986 had hij een buitenhuis in Midden-Limburg. Daar probeerde hij in harmonie met de natuur te leven. Bijna niemand weet het, maar zijn meest omvattende ‘Aktion’ vond plaats in de buurtschap Schoor bij Nederweert. “Herr Beuys wilde hier leven van wat het land opbracht.”

In 1975 of 1976 kwam een gezin met twee kinderen in de fietsenwinkel van Simon Peters in Nederweert. De man droeg een hoed en bleef op de achtergrond. Zijn vrouw deed het woord. Simon Peters verkocht ze een damesfiets en twee fietsen voor de kinderen. Jaren later volgde Peters, die tekent en schildert, een cursus kunstgeschiedenis waarbij een belangrijke Duitse kunstenaar ter sprake kwam. Voorzien van zijn onafscheidelijke hoed had hij raadselachtige acties uitgevoerd met vet, vilt en dode hazen; zijn installaties stonden in de belangrijkste musea over de hele wereld. “Die man heb ik in de winkel gehad”, dacht fietsenmaker Peters. Zijn boekhouding gaf de bevestiging: drie fietsen, verkocht aan Joseph Beuys. Het is één van de weinige sporen die Beuys in Nederweert naliet.

Midden jaren zeventig was Joseph Beuys (1921-1986) op zijn hoogtepunt als kunstenaar en politiek activist. Hij tekende en maakte objecten en installaties als een bezetene. Her en der in Europa en Amerika voerde hij zijn performances of Aktionen uit. Zo liet hij zich in 1974 onder de titel I like America and America likes me drie dagen lang met een coyote opsluiten in een galerie in New York, een – ook voor Beuys persoonlijk – ingrijpende verkenning van de relatie tussen mens en de natuur. Tijdens de kunstmanifestatie Documenta 72 in Kassel debatteerde hij dagenlang met het publiek over directe democratie. In Beuys’ erweiterte Kunstbegriff gingen kunst en maatschappij immers naadloos in elkaar over. In hetzelfde jaar werd hij ontslagen als professor aan de Kunstacademie in Düsseldorf omdat hij afgewezen studenten toch tot zijn klas toeliet. De affaire leidde tot slepende rechtszaken en veel kabaal in de media.

De hectiek van die jaren ging Beuys niet in de koude kleren zitten. In het begin van 1975 kreeg hij een zwaar hartinfarct. Kort daarna kocht hij een lap grond met een bouwvallig huis aan het kanaal Wessem-Nederweert, in de buurtschap Schoor, ruim een uur rijden van zijn woonplaats Düsseldorf. Tot zijn dood in 1986 bleef het zijn geheime toevluchtsoord, een plek waar hij en zijn gezin zonder publieke aandacht tot zichzelf konden komen. Dat is althans het beeld dat naar voren komt uit de spaarzame publicaties over Beuys’ Limburgse datsja. Maar bij een kunstenaar als Joseph Beuys, voor wie leven en kunst onverbrekelijk met elkaar verbonden waren, kan het haast niet anders of er was meer aan de hand.

Uit ooggetuigenverslagen en uit summiere vermeldingen in biografieën is bekend dat Beuys zijn huis in Nederweert met grote regelmaat bezocht, maar zelden van het terrein kwam. Hij verbouwde zijn eigen groenten. Vanaf de Wessemerdijk was te zien dat de composthoop gestaag groeide. In Schoor deden verhalen de ronde over de merkwaardige inrichting van het huisje aan het kanaal – of liever gezegd: het gebrek daaraan. Volgens de overlevering waren er geen stoelen, de familie zat op de grond. Bij wijze van tafel was er een omgekeerde kartonnen doos. Er ging een gerucht over een vogelnestje naast het bed waarin paardenkeutels zaten.

Anno 2008 is aan het huis zelf niets meer te zien. Het is grondig verbouwd en opgeknapt. De moestuin is veranderd in een gladgeschoren, lommerrijk gazon. De huidige bewoner, alweer de derde sinds Beuys, heeft geen sporen van zijn illustere voorganger gevonden. “Als ik iets vind”, grapt hij, “dan verkoop ik het meteen!”

Beeldend kunstenaar Jan C.M. Peeters uit het nabijgelegen Baexem voert regelmatig performances op en voelt verwantschap met de kunstopvatting van Beuys. Een paar jaar geleden ontmoette hij de Italiaanse barones Lucrezia de Domizio Durini, die Beuys goed heeft gekend. Peeters bezocht met haar het huis aan het kanaal. De barones herinnerde zich haar overnachting destijds en ging koortsachtig op zoek naar bomen die Beuys nog geplant zou hebben. Over Beuys’ bezigheden ter plekke kon ze echter weinig vertellen.

‘Beuys hield als hij er was altijd een vuurtje brandende.’

De enigen met wie Beuys tijdens zijn retraites in Schoor regelmatig sprak waren zijn buren, Joop en Riet Vermeij, en de eigenaar van het perceel bos direct achter het huis, Sjeng Briels. Joop Vermeij overleed kort na Beuys, zijn vrouw een jaar of vijf geleden. In een interview met De Limburger van 8 mei 1993 verklaarde Riet Vermeij dat ook voor haar niet duidelijk was of Beuys naar Nederweert kwam om van zijn vrije tijd te genieten of om zich met kunst bezig te houden.
Het lijkt erop dat Beuys het zelfs postuum voor elkaar krijgt de ware aard van zijn verblijf buiten de publiciteit te houden. Onze laatste hoop is gevestigd op Sjeng Briels, tachtig inmiddels en nog steeds woonachtig in Schoor. Jan Peeters brengt ons met hem in contact. “Beuys hield als hij er was altijd een vuurtje brandende”, vertelt hij. “Daar was hij vaak mee bezig en dan kwam hij op me af: ‘Herr Briels, ich habe eine Frage!’ Ik heb een tijd in Duitsland gewerkt, dus ik kon hem goed verstaan. Hij wilde alles zelf doen, maar wist vaak helemaal niet hoe het moest. Ik heb hem geleerd bezems te binden en met de zeis te maaien. Ik moest een nieuwe zeis voor hem kopen. Die heb ik netjes voor hem gehaard, maar toen hij zag dat ik het met mijn oude zeis veel beter kon, wilde hij de mijne hebben. Hij dacht dat het aan de zeis lag!”

‘Hij was geen prater, geen grapjas, geen opschepper.’

Op een dag had Beuys pootaardappelen nodig. “Hoeveel kilo wilt u hebben?” vroeg Briels. “Eenenveertig stuks”, was het antwoord. Later bleek dat Beuys in de moestuin 41 kuiltjes had gemaakt. Hij had ze geteld en voor ieder kuiltje wilde hij een aardappel. Briels: “Herr Beuys wilde hier leven van wat het land opbracht. Hij at zoveel mogelijk rauw en ik heb hem zelfs wel eens paardenbloemen zien eten. Zijn vrouw en kinderen deden daar niet aan mee. Die aten andere dingen.”

“Soms zag ik hem in het bos”, vervolgt Briels. “Hij stond dan heel stil naar een vergroeide boom te kijken, zijn hoofd achterover – dadelijk valt zijn hoed af, dacht ik, maar dat gebeurde nooit – en één arm uitgestrekt, alsof hij die boom na wilde doen.
Het was een vreemde man en we hebben ook wel eens om hem gelachen, thuis”, geeft Briels toe. “Maar ik had respect voor hem. Hij gedroeg zich altijd netjes en beleefd. Soms bood hij aan te betalen als ik hem hielp, maar dat wilde ik niet. Hij was geen prater, geen grapjas, geen opschepper, hij was eerlijk en zei waar het op stond.”

Alle losse eindjes aan elkaar knopend is er maar één conclusie mogelijk: Joseph Beuys vierde geen vakantie in Schoor. Ook hier had hij zichzelf een veeleisend programma gesteld. Zijn hele verblijf was een poging om in harmonie met de natuur te leven en zo tot de basis van het bestaan terug te keren. Dit streven, gekoppeld aan de haast naïef aandoende radicaliteit waarmee hij het probeerde te bereiken, past als een ontbrekend puzzelstukje in het geijkte beeld van zijn werk. Al was er nauwelijks publiek, het leven zelf aan de Wessemerdijk was niets minder dan Beuys’ grootste en meest langdurige Aktion.

Met dank aan Jan C.M. Peeters