Werkweken tot tachtig uur, en af en toe een lening. Vertalers Manon Smits en Pieter van der Drift leggen WIDO SMEETS uit hoe ze het volhouden. Over hun liefde voor het vak, het mislopen van bestsellers en de sponsoring door oma. “Ik ben niet jouw vertaler, maar je bent wel mijn schrijver.”

Elke zondagochtend om een uur of zeven duikt Pieter de kelder in, waar zijn werkhok is. “In alle rust twee uurtjes vertalen voordat ik met de jongens ga voetballen. Heerlijk.” Eerst brengt hij zijn vrouw Manon koffie op bed. Die zit dan al met de laptop op schoot. Ook aan het vertalen.

Werkweken van zestig tot tachtig uur zijn heel normaal voor het vertalersechtpaar Pieter van der Drift en Manon Smits. Vertalen is voor hun als ademen, al bijna dertig jaar. “Ik begin om zeven uur, half acht”, zegt Manon, “en ga de hele dag door. Natuurlijk komt er wel eens iemand binnen en gaat er iemand weg. Dan klets je even, maar verder werk je de hele dag door. Als we ‘s avonds geen afspraak hebben, gaan we door tot elf uur.

Manon Smits (Horst, 1967) en Pieter van der Drift (Eindhoven, 1965) wonen met hun vier kinderen in Molenhoek, net onder Nijmegen, in een doorzonwoning tegen de rand van een natuurgebied. Drie keer per dag laten ze samen de hond uit. Eén keer raden waar ze het dan over hebben. “We praten ook wel over andere dingen, hoor”, zegt Pieter lachend, “maar vaak gaat het toch over een vertaling waar we mee bezig zijn. Ook omdat we regelmatig samen aan één boek werken.” Ze lezen en corrigeren elkaars vertalingen. Hun manier van werken is hun kracht, uitgevers krijgen gecorrigeerde teksten aangeleverd. “We hebben meestal wel voor een half jaar werk”, zegt Manon. “Dat is luxe hoor, in dit vak.”

Taalopleidingen verdwijnen, vertalers moeten op een houtje bijten. Het Expertisecentrum Literair Vertalen sloeg afgelopen zomer alarm in een Vertaalpleidooi waarin vier problemen werden geschetst: steeds minder studenten kiezen voor talenopleidingen, universitaire taalstudies worden geschrapt, de studie Nederlands is in het gedrang en de financiële positie van literair vertalers is kwetsbaar. GroenLinks stelde Kamervragen, minister Van Engelshoven beloofde 200.000 euro extra voor het vertalerspotje van het Letterenfonds.

Worden de vertalers beter van die twee ton? Hoeveel verdienen ze eigenlijk, die vertalers?

Het antwoord telt twee woorden. Niet veel. Literaire vertalingen leveren 6,6 cent per woord op. Bij een doorsnee boek is dat zo’n 6000 euro, voor zo’n vier maanden werk. Als het Letterenfonds een subsidie geeft, wordt het bedrag verdubbeld. Vanuit hun vertaalbureau Pasquino werken Manon Smits en Pieter van der Drift uitsluitend met modelcontracten, wat onder meer inhoudt dat ze vanaf 4000 verkochte exemplaren royalty’s krijgen van 2 procent van de netto-verkoopprijs van het boek. En dan zijn er nog leenrechten van de bibliotheken, een bijdrage per uitgeleend boek. Alleen bij bestsellers gaat het om bedragen die echt aantikken.

Manon en Pieter zijn vertalers uit het Engels en, vooral, uit het Italiaans. Samen hebben ze ruim 150 titels op hun naam. Ondanks de werkweken tot tachtig uur is het schraalhans keukenmeester. Over de twee ton extra van Van Engelshoven zegt Manon laconiek: “Het zijn twintig à dertig boeken extra per jaar.” Ze gaan er geen cent meer door verdienen.

Dat ze, met vier kinderen in de leeftijd van 16 tot 22 jaar, van hun vertaalwerk kunnen rondkomen, behoeft enige toelichting. Pieter: “Drie van de vier kinderen studeren, de jongste zit op het vwo.” Op een LOOT-school, met aangepaste lestijden, verduidelijkt Manon. “Suus wil later profvoetballer worden. Ze zit tegen de nationale selectie aan.”

Pieter: “Onze kinderen worden alle vier gesponsord door mijn moeder. Voor de jongens betaalt ze het collegegeld, voor Suus betaalt ze de voetbalspullen en de extra trainingen. Bij elkaar is dat zo’n 10.000 euro per jaar. Mijn vader is overleden, mijn moeder kan goed rondkomen van haar AOW, en ze heeft nog wat op de bank staan.”

Manon: “Zonder haar steun zouden we het niet redden. En nog hebben we soms een lening nodig.”

Pieter: “Daarvoor kunnen we bij een vriend terecht, of bij mijn moeder. Of bij onze tweede zoon, die heeft drie bijbaantjes.”

Manon: “Onze oudste kan heel goed tekenen. Toen we vroegen of hij naar de kunstacademie wilde, zei hij: ‘Ik heb liever een echte baan. Ik wil niet zo’n armoedzaaier worden als jullie’.”

Soms hebben ze 10.000 euro op de bank staan, dan voelen ze zich heel rijk. En soms staan ze in het rood. Manon: “We hebben nooit een buffer, dat vind ik wel erg. We zijn in de vijftig, financieel gezien staan we er hetzelfde voor als toen we studeerden. We hebben wel een pensioenopbouw…”

Pieter: “Dat stelt niks voor hoor, dat pensioen. Het is echt een lachertje. We redden het, hoor, zeker de laatste tijd gaat het best goed. Van die 6,6 cent per woord kun je natuurlijk niet leven. Een paar keer per jaar worden we gered. In het voorjaar komen de royalty’s binnen, in december zijn er de Lira-uitkeringen met een bijdrage uit de bibliotheekgelden. Bij ons leveren de kinderboeken het meest op.”

Het is wat ze het commerciële werk noemen. Ze vertaalden samen de goed verkopende kinderboeken van Geronimo Stilton. En Pieter doet af en toe een voetbalbiografie erbij, van toppers als Neymar, Suarez, Iniesta, Totti en, recentelijk, Frenkie de Jong. “Niet al te moeilijk, en leuk om te doen.”

Van literaire vertalingen alleen kunnen ze niet leven. Pieter rekent voor dat hij dan op zo’n 1000 euro per maand zou uitkomen. “Als je geluk hebt en het Letterenfonds verdubbelt dat bedrag, zit je op 2000. Als Manon hetzelfde binnenhaalt, komen we samen op 4000 euro. Daar gaat de belasting dus nog vanaf. Maar we kunnen ervan rondkomen, ook met vier kinderen. We hebben een auto van vijftien jaar oud. Ik geef niet om geld, hoef geen dure vakantie of dure kleren. Met die commerciëlere klussen en af en toe een subsidie van het Letterenfonds erbij hebben we niet te klagen.”

“Ik had, net als in mijn studententijd, computerhandleidingen kunnen blijven vertalen”, vult Manon aan. “Daar word je, met 15 tot 20 cent per woord, wel rijker van, maar niet gelukkiger. Al zou ik graag wat meer willen verdienen met werk waar ik wél gelukkig van word. Het verschil is te groot. ”

Ondanks de geringe verdiensten kunnen de twee zich geen leven zonder vertalen voorstellen. Ook tijdens vakanties is het vertaalwerk nooit ver weg. Pieter rijdt, Manon zit naast hem met de laptop op schoot te vertalen. Pieter: “Eenmaal op de plek van bestemming begin ik elke dag met twee uurtjes vertalen. Mensen vinden het raar dat ik mijn werk meeneem op vakantie. Ik vind het juist heerlijk. Het geeft voldoening voor de rest van de dag, en het verdient ook nog.” Manon: “Anders zouden we het ons niet kunnen permitteren om vier weken op vakantie te gaan. In de trein zit ik ook altijd te vertalen.” Pieter: “Manon is echt de drijvende kracht van ons bureau. Ze is twee keer zo snel als ik, en ik sta steeds weer versteld van de kwaliteit die ze daarbij levert. Ze is echt een vertaalwonder.”

Dat de royalty’s zelden een hoge vlucht nemen, komt ook door het illegaal downloaden van e-books. Pieter: “En zo onbeschaamd ook. Er gaan sticks rond met duizend titels, veel mensen realiseren zich niet wat dat betekent. Een bevriende makelaar ging met vakantie, hij vroeg of iemand nog een stickie met boeken had. Ik heb het vergeleken met een huis dat hij verkoopt zonder dat de metselaar en de timmerman hun geld hebben gekregen. Toen snapte hij het wel.” Manon: “Het is nergens zo erg als in Nederland. Een boek is nog niet uit of je ziet de titel al op zo’n torrent-site staan.” Pieter: “Je kunt er wel wat tegen doen, hoor. De mensen moeten beseffen dat het illegaal is, dat je er een boete voor kunt krijgen. In Duitsland kregen mensen een boete van duizend euro omdat ze een film illegaal hadden gedownload. Dat komt groot in de krant, mensen worden dan meteen bang.”

Een vetpot zal het nooit worden, vertalen. Toch hopen ze nog een keer een klapper te kunnen maken. Manon heeft enkele bescheiden bestsellers op haar naam, zoals Zijde en De barbaren van Alessandro Baricco, Staal van Silvia Avallone en Kamer van Emma Donoghue. Pieter: “Met de royalty’s en leenrechten van een echte bestseller, een boek dat bijvoorbeeld 200.000 keer verkoopt, kun je als vertaler wel een ton op je rekening bijschrijven.”

Aan zo’n mazzeltje zijn ze na dertig jaar vertaalwerk wel toe. Manon vertelt hoe ze vlak na haar studie het eerste boek van Sandro Veronesi las en een enthousiast leesverslag naar een uitgever stuurde. Die deed er niets mee, maar ze kon wel Oceaan van een zee vertalen, van Alessandro Baricco, en daarna al zijn andere boeken. Ze werd ooit gevraagd om Ammaniti te vertalen. Het moest snel af, het was in de vakantietijd en ze had nog geen laptop om mee te nemen. Ze zei nee – daar heeft ze achteraf wel spijt van. En zo viel het dubbeltje wel vaker de verkeerde kant op. In 1996 vertaalde ze het eerste boek van Elena Ferrante. Toen jaren later de grote successen kwamen, zat Ferrrante bij een andere uitgever, met een andere vertaler. Manon: “Anders had onze bankrekening er heel anders uitgezien.”

Veronesi, Ammaniti, Ferrante, het is me nogal een rijtje. Manon: “Dan denk je toch: wat een pech elke keer.” Dan, lachend: “Toen ik Veronesi daarna een keer ontmoette, heb ik tegen hem gezegd: ‘Ik ben niet jouw vertaler, maar je bent wel mijn schrijver’.”