Celliste – en kersverse moeder – Quirine Viersen mag komend seizoen in de Heerlense schouwburg vier avonden naar eigen believen invullen. “Heel bijzonder. Een stad in de periferie moet harder knokken voor publiek dan in Amsterdam en omstreken.”

door Emile Hollman
En, wat het is het geworden?
Celliste Quirine Viersen glijdt op een stoel in café Wildschut niet ver van het Amsterdamse Concertgebouw. “Hoe bedoel je?”
Een jongen of een meisje?
Viersen (36), breed lachend: “Een meisje. Katja.”
Proficiat. Naar verluidt besloot Yo-Yo Ma de cellosuites van Bach nog een keer op te nemen nadat hij een deel uit de vijfde suite aan het sterfbed van zijn vader had gespeeld. Via de emotie kwam hij tot een verdieping van zijn muzikaal inzicht. Herkenbaar?
“Weet ik niet, ik heb na de bevalling nog niet op het podium gestaan. Maar mijn hele levensperspectief is veranderd. Van jongs af aan was de cello mijn enige bezigheid en doel in het leven. Ik woon nu samen met Rik (Huls, soloklarinettist van het Nederlands Filharmonisch Orkest, EH) en heb een kind. De cello is niet meer allesomvattend. Ik zie je schrikken, maar ik bedoel dat positief. Niet dat het zo dramatisch is als je leven alleen maar afhangt van muziek en cello maar het kan ook verstikken. De geboorte heeft nieuw leven in mijn leven geblazen.”
Ze moet in je buik al veel hebben meegekregen, reageert ze op muziek?
“In mijn buik heeft ze in elk geval het celloconcert van Dvorák drie keer gehoord toen ik speelde in Portland, Oregon. Ze reageert heel sterk op klarinet en cello, maar ze wordt ook rustig van de stofzuiger, haha.”
Speel je nu anders? Is er een lichtere toets waarneembaar?
“Ik denk dat ik intensiever speel. Waarschijnlijk draait het uit op een herontdekking van muziek via de oren van je kind. Je probeert te horen wat zij hoort. En omdat het voor haar nieuw is, wordt het voor mij ook nieuw. Ik moet wel zeggen dat ik er altijd naar streef om opnieuw te luisteren. Het celloconcert van Haydn speel ik al sinds mijn elfde, toch bekijk ik het elke keer weer helemaal opnieuw.”
Ben je al die tijd blijven trainen?
“Een dag voor de bevalling heb ik nog gespeeld, daarna heb ik de cello twee weken niet aangeraakt. Ik weet dat ik de naam heb altijd te spelen, maar ik ga ook wel eens op vakantie zonder cello. Ik vond het wel ontzettend moeilijk om eind juni het Robeco Festival af te zeggen. De afgelopen twintig jaar heb ik misschien drie optredens afgezegd.”
Waarom is dat zo moeilijk? Je had toch een goed excuus? Ben je bang dat ze je niet terug vragen?
“Tja, ik ben natuurlijk geen Yo-Yo Ma. Ik maak me geen zorgen dat ik technisch minder ben dan hij, maar zulke naamsbekendheid heb ik niet. Als mijn ouders me als kind op het goede moment op tv hadden gelanceerd, was ik nu misschien een bekende Nederlander. Maar zo staken mijn ouders niet in elkaar en daar ben ik blij om. Ik vrees dat er dan een enorm gat zou gapen tussen mijn persoonlijkheid en mijn muzikale persoonlijkheid.”
Ook in de klassieke muziek zie je solistes in steeds wulpser poses op het cd-hoesje. Neem violiste Janine Jansen.
“Over die hoesjes kan ik me enorm opwinden. Hoewel ik toegeef dat ik zelf ook eerder een cd met een gezicht erop koop dan met zo’n afschuwelijk landschapje. Maar Janine maakt het voor de volle honderd procent waar. Als ze speelt straalt ze zoveel plezier uit. Pas als de enorme pr de kwaliteit niet dekt, dan zit ik op kast. Ik stoor me aan de toenemende oppervlakkigheid. Trouwens, de cello heeft die populariteit ook niet, hoewel, de Argentijnse Sol Gabetta… Maar die heeft lange blonde haren. Ik heb ze nóg korter geknipt. Ik vraag me af waarom ik me zo opwind over die dingen. Ik wil niet gemaakt worden, ik wil mezelf zijn.”
Parkstad Limburg Theaters heeft je gevraagd om vier avonden naar eigen believen muzikaal in te vullen. Dat moet je als muziek in de oren hebben geklonken.
“Ik ben heel erg verwend, ook in Haarlem en Amsterdam ga ik zoiets doen. Kennelijk ben ik toch bekend genoeg dat ze het met me aandurven. Dat Heerlen dit doet, vind ik heel bijzonder. Een stad in de periferie moet harder knokken voor publiek dan in Amsterdam en omstreken.”
De eerste avond, met het LSO, heb je voor Tjaikovsky hebt gekozen. Een verrassende keuze.
“Eerlijk gezegd gaat het hier om een compromis. Als ik echt zelf had mogen kiezen, zou ik voor het celloconcert van Barber hebben gekozen, zo mooi, zo onderschat, een onvergelijkbare wereld. Het ging om de een of andere reden niet. In de romantische symfonieën van Tjaikovksy zit enorm veel drama, maar dat geldt niet voor deze Rococo-variaties. De meeste muziek voor cello is nogal melancholisch maar het grappige hiervan is dat het overwegend lichtvoetige stukken zijn.”
Is jouw Guarnerius-cello daar wel geschikt voor? Je zegt zelf dat het een weerbarstig instrument is waar je hard op moet werken.
“Ik heb mijn cello lichtvoetiger laten maken. Er zit een nieuwe kam op en hij heeft een nieuwe staartpen. Nu spreekt ie me wat makkelijker aan. Ik speel ook met een lichtere stok. Ik kan wel in dat robuuste blijven hangen, maar ik ben zelf ook veranderd. Ik ben zelf opener geworden en dus is mijn klank is ook opener geworden.”
Dat je met je vaste partner pianiste Silke Avenhaus in Heerlen speelt, ligt voor de hand, jullie hebben samen cd’s gemaakt.
“Het was ook wel een wens van Heerlen om haar te vragen. Nou ja het concert is in december en dan is het nog net het Schumann-jaar en het Chopin-jaar. We proberen wat bruggetjes te bouwen naar Dvorák en Bartók.”
Met LSO-dirigent Ed Spanjaard deel je een passie voor de tango.
“Ja, ik ben in Argentinië geweest en heb meerdere malen met Carel Kraayenhof gespeeld. Ik word er heel warm van. Door hem uit te nodigen kan ik een hele andere kant van me laten zien. Gedurende de voorstelling ga ik gewoon bij Carel in het ensemble zitten.”
Je komt ook naar Heerlen met een kwartet.
“Ja en we spelen Erich Korngold. Daar ben ik ongelooflijk aan verslaafd. Er is een prachtige film over zijn leven gemaakt en ik heb de cellomuziek ingespeeld. Het is nostalgische en schrijnende muziek. Niet voor een groot publiek, Haarlem durfde het bijvoorbeeld niet aan.”
Wordt het geen tijd voor Bachs cellosuites?
“Ik ga ze opnemen, echt waar. In twee sessies, ik oktober en april en vanaf het najaar 2011 wil ik er vier per avond gaan spelen in een aantal kerken. Omdat je toch anders naar een kerk gaat dan naar een concertzaal. Het is me niet te doen om religie maar wel om het reiken naar iets hogers.”
Er zijn beroemde versies, van Casals tot Rostropovitsj, wat kun je daar aan toevoegen?
“Ik heb altijd gezegd dat ik ze pas op zou nemen als ik zeker wist dát ik er iets aan kon toevoegen. Ik heb veel met de waanzinnige danser Damian Woetzel gespeeld, bijvoorbeeld een choreografie waarin een mannelijke danser een celliste op het podium adoreert. Ik ontdekte dat de basis van alle suites dans is! Van Yo-Yo Ma kreeg ik ooit een masterclass in het Concertgebouw. Hij was erg complimenteus nadat ik de prelude van de zesde suite gespeeld had. Ik kreeg een poster van hem waarop hij met grote letters schreef: ‘Keep the beat’. Dat heb ik altijd onthouden.”
Is Yo-Yo Ma de norm als het om de cellosuites gaat?
“Helaas, dat plekje is voor Heinrich Schiff.”

Quirine Viersen speelt in Heerlen op 6/11 met het LSO, op 2/12 met Silke Avenhaus, op 6/4 met Carel Kraayenhof en op 14/5 met haar strijkkwartet.
Quirine Viersen: “De basis van Bachs cellosuites is dans!” foto Marco Borggreve