De rust en de concentratie in Japanse tuinen brachten kunstenaar Marcel van Hoef en muzikant Dominique Vleeshouwers tot een gezamenlijk project waarin schilderij en slagwerk samenkomen. PAUL VAN DER STEEN zocht ze op. ‘Die precisie, dat losgezongen zijn van tijd is in onze maatschappij wat verloren geraakt.’

Midden in het Japanse Kyoto liggen bijzondere tuinen: achter de aanplant, de vijvers en de rotspartijen zit veel denkwerk, onderhoud gebeurt met de grootste zorg. Soms hebben ze iets surrealistisch, zoals de mostuin van Saiho-ji (120 verschillende soorten!) of de bedding voor een imaginaire waterstroom.  ‘Het zijn coconnetjes binnen een miljoenstad’, vertelt de Roermondse kunstenaar Marcel van Hoef. ‘Plekken die in balans zijn. Ze bieden een ongekende rust.’

Slagwerker Dominique Vleeshouwers werd op zijn beurt geraakt door de manier waarop het personeel te werk ging: ‘Met schaartjes, harkjes blaadje voor blaadje oprapend, strevend naar de perfectie, wetende dat dat nooit helemaal lukt. Die precisie, dat losgezongen zijn van tijd is in onze maatschappij wat verloren geraakt. Wij zijn drukker met de waan van de dag.” 

Van Hoef, al decennia gestaag doorwerkend aan een oeuvre van realistisch-vervreemdende schilderijen, en Vleeshouwers, de internationaal furore makende slagwerker, proberen het inspirerende van deze plekken nu te vangen in hun gezamenlijke project Six Japanese Gardens.  

Hun samenwerking begon bij Vleeshouwers. Als slagwerker had hij Six Japanese Gardens van de Finse componiste Kaija Saariaho al een tijdje op zijn lijstje ooit nog eens uit te voeren werken staan. Die drang werd alleen maar groter na een bezoek aan Japan, waar hij met het Tokyo Sinfonietta speelde en zich aansluitend verdiepte in de Japanse slagwerktraditie. Tijdens zijn verblijf bezocht hij ook de tuinen van Kyoto.  

Vleeshouwers: ‘Omdat Marcel bezig is met landschappen en met rust en ritme, benaderde ik hem voor een gezamenlijk project rond Six Japanes Gardens.’

Van Hoef: ‘Zonder dat Dominique het wist, had ik een bezoek aan Kyoto en die tuinen gepland. Bij de mostuinen van Saiho-ji gaat dat niet vanzelf. Je moet per brief een verzoek sturen. Voordat je de tuin in mag, wacht je ter plekke nog een tempelritueel.’

‘Bij mijn debuut met het Concertgebouworkest waren geen toeschouwers. Ik had alleen een camera voor mijn neus.’

Zijn indrukken legde Van Hoef vast op zes ronde panelen die weer corresponderen met een deel van Saariaho’s compositie. Met behulp van speciaal vervaardigde stellages hangen de panelen in de ruimte.

Het samenkomen van twee artistieke werelden in Six Japanese Gardens maakt dat mensen anders gaan kijken, zegt Van Hoef. ‘ ‘Elk afzonderlijk muziekstuk duurt drie, vier minuten. In een museum of galerie gaat je blik misschien drie, vier seconden naar een schilderij; nu kijk je er voor de volle duur van een compositie naar. Het zorgt ervoor dat je meer gaat zien.

Andersom wordt het luisteren een intensere ervaring.’ Hij ziet een parallel met de Japanse tuinen, ‘dat zijn ook pleidooien voor versterkte aandacht, voor meer traagheid.” 

Normaal gesproken werkt Van Hoef in de eenzaamheid van zijn atelier dat, hoewel amper honderd meter van de Markt van Roermond, een bijna volmaakte stilte kent. Vleeshouwers repeteert in zijn eentje, al is het podium het uiteindelijke doel, ook al was het tijdens de lockdown anders. ‘Bij mijn debuut met het Concertgebouworkest waren geen toeschouwers. Ik had alleen een camera voor mijn neus.’

Begin 2020, net voor corona het publieke leven stillegde, kreeg Vleeshouwers in een volle zaal de Nederlandse Muziekprijs uit handen van cultuurminister Ingrid van Engelshoven, de hoogste onderscheiding voor jong talent. Hij kwam daarmee in een rijtje te staan met onder anderen violiste Janine Jansen, harpiste Lavinia Meijer en cellist Pieter Wispelwey. Vleeshouwers is de eerste slagwerker die de prijs kreeg. Zijn vakmanschap en zijn ‘brede oriëntatie’ werden geprezen. Hij speelt onder andere met Asko|Schönberg, het Nederlands Blazers Ensemble en het Nederlands Kamerorkest en doet daarnaast projecten met een blaasorkest, breakdancers en elektronica.

Hij ziet raakvlakken met Van Hoef: ‘We zijn allebei eigenzinnig, maar met de ogen open.’ Van Hoef: ‘Kunst moet geen ontoegankelijk eiland, iets voor alleen de incrowd worden. Tegelijkertijd kun je met die houding toch een eigenzinnige weg kiezen, wars van trends en modes.’

Dominique Vleeshouwers (l) en Marcel van Hoef: ‘We zijn allebei eigenzinnig, maar met de ogen open.’ foto Harry Heuts

De twee delen nog iets: ze groeiden allebei op in Altweerterheide, een kerkdorp van Weert met goed duizend inwoners. Geen voor de hand liggende artistieke kraamkamer; toch raakte Marcel van Hoef (1967) er als kleuter verslingerd aan het tekenen. De een kwart eeuw jongere Dominique Vleeshouwers (1992) was zeven toen de plaatselijke harmonie langskwam op de basisschool; hij werd gegrepen door het slagwerk. ‘Altweerterheide was een veilige plek waar je op je gemak kon uitvinden wat je leuk vond, zegt Vleeshouwers. ‘Talent wordt er niet heel vroeg al één bepaalde richting uitgeduwd.’

Van Hoef herkent dat. Net als Vleeshouwers komt hij niet uit een kunstzinnig gezin. ‘Als jongen van het dorp heb ik me op het eerste jaar van de lerarenopleiding Tilburg wel stilgehouden’, herinnert hij zich.  ‘Ik zoog veel indrukken op, was met zeventien jaar ook de allerjongste.’ Vleeshouwers ervoer op het conservatorium een achterstand op medestudenten die, mede door de inbreng van thuis, al veel gezien, gehoord en gedaan hadden.  ‘Ik heb twee keer zo hard moeten werken als anderen. Geen straf, hoor. En ik hou wel van uitdagingen. Maar het betekende wel dat ik van acht uur ’s morgens tot elf uur ’s avonds op het conservatorium was.’

Innerlijke drive is sowieso het allerbelangrijkst, vindt Van Hoef. ‘Het gaat meer dan wat ook om willen. Van mijn lichting op de opleiding ben ik de enige die als kunstenaar actief is.’

‘Marcel zie ik beginnen met een volledig wit doek, terwijl ik begin met een pagina vol noten.’

Die drive zag Van Hoef ook bij Vleeshouwers toen die hem in 2013 benaderde voor een eerste samenwerking. De slagwerker maakte voor zijn bachelorexamen een interdisciplinaire voorstelling over kindsoldaten, samen met de organisatie War Child. ‘Ik werkte al samen met een crew van de filmacademie, en wilde ook schilderkunst een rol geven. Toen heb ik  Marcel benaderd.’ Van Hoef: ‘Ik dacht meteen: die snapt het. Deze jongen is niet alleen aan het afstuderen, hij is ook zijn netwerk aan het vergroten en zijn blik aan het verbreden.’

Vleeshouwers is van de education permanente, hij wil blijven leren. Tijdens zijn studiereis door Japan bracht een slagwerkster hem ’technieken bij op het gebied van ademhaling en hara, het via de buik contact maken met je gevoel. Daar heb ik echt wat aan gehad.’ Van Hoef durft na zijn bezoek aan Japan verder in het detail te duiken. Waar hij het voorheen vooral zocht in zijn interpretatie van architectuur en landschap, zoomt hij nu steeds vaker in. ‘Bijvoorbeeld op de rimpeling van of de spiegeling in water.’    

Door de samenwerking leren de twee ook van elkaar. 

De kunstenaar: ‘Bij een eerder concert baseerde Dominique zijn spelen heel erg op de manier waarop ik schilder. Het handelen en het wachten. Het heel snelle tegenover het heel langzame. Als een soort choreografie. Dan sta je daarna toch anders, bewuster van jezelf en je handelen. in je atelier.’ 

De muzikant: ‘Marcel zie ik beginnen met een volledig wit doek, terwijl ik begin met een pagina vol noten. Dat met niets beginnen inspireert. Ik denk niet dat ik ooit zoals mijn collega Thomas van Dun ga komen met een eigen stuk voor slagwerk en groot orkest, maar ik probeer wel steeds meer ruimte te scheppen voor het zelf maken en improviseren.’

Marcel van Hoef en Dominique Vleeshouwers, Six Japanese Gardens. Op 10/9 (première), 11/9, 12/9, 18/9 en 19/9  in de Minderbroederskerk in Roermond. Van 25/9 t/m 7/11 bij Art Gallery Rozendaal in Montfort. Op 13/11 en 14/11 tijdens festival November Music in Den Bosch. marcelvanhoef.nl en dominiquevleeshouwers.com