Timo de Rijk, directeur van het Design Museum Den Bosch, en Hans Gubbels, directeur van Cube design museum Kerkrade, schrijven hier een wisselcolumn over design en andere zaken.

De mens wordt pas burger als hij de ander in vrijheid kan ontmoeten. Jawel beste lezers, de Verlichting in een notendop en in één moeite door ook het idee waarmee onze publieke ruimte is ingericht.

Alles wat we beschouwen als plekken van ons allemaal, moet in principe ook voor ons allemaal beschikbaar zijn. Dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend, in ons land zijn we behoorlijk precies als het gaat om eigendom en privacy maar reageren we ook nogal aangebrand als de welgestelde medemens zich in gated communities terugtrekt. Ineens is de publieke ruimte dan niet meer van ons allemaal, als een slagboom en een pasje ons scheiden van een wereld met mensen met privileges. Zo’n ruimte is in wezen ondemocratisch en discrimineert, en dat is toch zo’n beetje de bananenschil voor elke civil servant.

Toch is de totale publieke ruimte een moeilijk haalbaar ideaal. Want waar alles voor iedereen is en door iedereen gebruikt kan worden, wordt ook niemand echt bediend. Een plein waar moeders hun baby’s in slaap wiegen gaat nou eenmaal moeilijk samen met skaters met hun boomboxes. Dus in de praktijk zijn er skatebanen, kinderspeelplaatsjes en is zelfs het gebruik van de laatste vrijplaats van ons land, het strand, gebonden aan allerlei regels en voorschriften. Pas over deze lijn mag u kitesurfen, alleen tussen deze borden mag uw hond los en slechts in dit vak uw zwembroek uit!

Ik heb lang gewerkt bij de TU Delft aan het opleiden van jonge ontwerpers en daar was een paar jaar geleden ‘design for all’ een favoriete richting. Bestek voor mensen met een spierziekte en keukens voor slechtzienden, dat soort goed werk. Met het ontwerp voor een van de laatste telefooncellen die voor 99 procent van de bevolking geschikt zou zijn, kwamen de grenzen van wat wenselijk was in zicht. Met een enorme spreekhoorn op heuphoogte bediende de cel weliswaar ook mensen met een ernstige motorische handicap maar een groot publiek weigerde gebukt te bellen en meed die telefooncel.

Een dilemma, zeker, en wel van het soort dat ik laatst bij het Van Abbemuseum in Eindhoven tegenkwam. Daar was prikkelarme kunst opgesteld en waren transgenders als curator uitgenodigd. Ik was beslist ontroerd en het museum is nu vast honderd procent inclusief, maar ik moest ook wel even denken aan die laatste telefooncel.


Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.