Zijn hele leven vecht Jack Timmermans van Dansgezelschap de Stilte tegen geestelijke luiheid. En vóór de witruimte tussen de regels. STAN VAN HERPEN sprak met hem. “De mens is het lelijkst als hij zichzelf onaantastbaar acht.”

Pisnijdig kan hij worden om volwassenen die mentaal niet bewegen. Nog steeds. Op de vaders zaterdagochtend langs de lijn, wanneer zijn tienjarige zoon Jacob voetbalt, alleen maar pratend over hun auto. Op het schoolhoofd dat zijn leerlingen naar een voorstelling stuurt en zegt dat hij zelf niet van dans houdt. “Wat bezielt zo’n vent! In zo’n positie heb je invloed, wie is hij om de deur dicht te gooien voor zulke kinderen?”

In maart werd hij 65, het door hem opgerichte Dansgezelschap de Stilte bestaat een kwart eeuw, twee jaar geleden kreeg Jack Timmermans te horen dat hij leukemie heeft. Een inactieve vorm, vooralsnog, de ziekte ligt nog in zijn lymfen opgesloten. “Ik leef nu meer in het hier en nu. Maar besef tegelijkertijd dat je daarvoor een toekomst nodig hebt. Dat hangt erg aan mij: ik heb ontwikkeling nodig, moet onderweg zijn, en vooral nooit aankomen.”
Hij vreest weinig, maar de dood gaat hij uit de weg, ook in zijn dansvoorstellingen. In van die typische Timmermans-zinnen: “Het meeste wordt, is niet. Als het maar wordt, of kan worden, dan ben ik er niet bang van. Ik vrees alleen datgene wat ís, dat niet beweegt. Maar misschien is de dood ook wel dynamisch hoor, maar kan ik er simpelweg met mijn verbeelding niet bij.”
Hij haalt een zin aan uit het gedicht Waarom niet, lichaam, waarin C.O. Jellema zijn stervende lichaam toespreekt: Wij gaan voorbij, terwijl ik dat niet wil. Het zal niet de laatste keer zijn dat hij poëzie aanhaalt. “Met een gedicht ben ik niet alleen. En niet gek.”
Zo kent iedereen Jack Timmermans, oprichter en artistiek leider van de Stilte, het Bredase gezelschap dat dansvoorstellingen maakt voor kinderen. Al decennialang, vaak tegen de klippen op, bekend en gewaardeerd, misschien nog wel meer in buiten- dan in binnenland. Gedichten houden hem gezelschap, gedichten bieden zowel nieuwe inzichten als herkenning; zijn vreemde, verwarde gedachten blijken opeens niet zo vreemd en verward meer. Hij springt overeind. “Nieuwe inzichten, dat zijn voor mij geluksmomenten. Dat je het fout kunt hebben, dat is zo prachtig.”
De samenleving benauwt hem steeds meer: het getal dat belangrijker is dan het woord, het consumentisme, de rankings, de voortdurend schreeuw om aandacht en natuurlijk, de vercommercialisering van de kunsten. “Het feit dat we in één oogopslag willen weten wat iets betekent. Het feit dat er zoveel gedrag is op basis van gezag en zo weinig gebaseerd op eigen denken. Dat zie ik ook bij kinderen, op scholen. We creëren een wereld van afvinkers. Je was je hoed kwijt? Ik heb ernaar gezocht, niet gevonden, maar ik heb mijn plicht gedaan, vreselijk.” Hij is een pessimist ja, altijd al geweest. “Ik heb meer dan ooit het idee dat we ons op een hellend vlak bevinden, met een bal die naar beneden rolt en niet meer te stoppen is.”
Het is 1994 als Jack Timmermans de Stilte opricht. De vijftien jaar daarvoor is hij docent, eerst aan de Mikojel-opleiding in Sittard, daarna aan de Dansacademie in Tilburg. De naam, de Stilte, verwijst naar zijn zoektocht naar de witruimte tussen de regels, weg van het rumoer, het moment waarop je teruggeworpen wordt op jezelf. “Ken je After the Rain, het nummer John Coltrane? Dat gevoel.”
Het gezelschap speelt inmiddels meer dan tweehonderd voorstellingen per jaar en geldt als het meest internationaal actieve dansgezelschap van ons land. Met uitvoeringen over de hele wereld. Natuurlijk, ze hebben het geluk dat ze non-verbale voorstellingen maken. En dat er relatief weinig concurrentie is. “Maar uiteindelijk draait het om de kwaliteit van de voorstellingen. Niet dat iedereen daar zo van overtuigd is, we worden door sommigen ook verketterd omdat we te technisch en stilistisch zouden zijn.”

In 2011 volgde de oprichting van Festival de Stilte, zo kon Timmermans buitenlandse dansvoorstellingen voor kinderen naar Nederland halen. Sinds dit jaar heeft het festival een andere naam, BRIK – Brabants Internationaal Kinderfestival – en een nieuwe artistiek leider, de Egyptenaar Mohamed Elghawy. “Zo’n festival professionaliseert, daar horen meer blikken van buiten bij. Mohamed ziet alles. We wilden geen usual suspect, maar iemand die anders tegen de werkelijkheid aankijkt.” Ook om strategische redenen neemt Timmermans afstand van het festival. ”Subsidieverstrekkers denken altijd dat ik alles bepaal. Dat is niet zo en dat wil ik ook niet.”

Gaat hij, vanwege leeftijd en gezondheid, ook afstand nemen van het gezelschap? “Het idee is nu dat ik tot mijn zeventigste betrokken blijf.” De Stilte kan prima zonder hem, vindt hij. “Ik ben niet zo belangrijk als het lijkt.”

Jack Timmermans was de jongste van elf kinderen. Hij had een vader die het liefst overal zijn schouders voor ophaalde en een moeder die bezorgd was over haar zoon, van wie ze zeker wist dat hij in de goot zou eindigen. Een vrouw, zegt hij, die grossierde in ondoordachte uitspraken. “Was jij maar een mongooltje, want die en die hebben ook een mongooltje en daar hebben ze meer plezier van dan wij van jou.” “Mijn moeder heeft me tot in het diepst van mijn wezen gekwetst. Alleen, ik kan het haar vergeven, want het was niet bewust. Het was pure domheid. Maar wel gevaarlijke domheid.”

Dingen bedenken en ze dan weer loslaten, dat is de kern van zijn aard. Zo ontworstelde hij zich uit het benauwde bestaan van een slagerszoon. Weg van de terreur van de rinkelende kassa. Het sociale korset waarin je voortbestaan afhangt van de welwillendheid van de buurt, eerst en vooral een verzameling potentiële klanten. Alles moet wijken voor de mores van de klant, die altijd wat vindt van jou en je kinderen. Het creëerde bij Timmermans voor de rest van zijn leven een afkeer van de mening van de meerderheid en voor geestelijke luiheid, het rottingsproces dat optreedt als de geest zich veilig waant in stilstaand water. “Ik heb weinig vertrouwen in das gesunde Volksempfinden.”

Hij maakt een sprong naar het hier en nu. “Dat is het gevaarlijke van deze tijd: domheid krijgt een stem. Je moet mentaal flexibel blijven, altijd. De mens is het lelijkst als hij zichzelf onaantastbaar acht. Daar word ik pissig van, van onnadenkendheid, van vastgeroeste ideeën bij mensen zoals mijn moeder. Zulke mensen kun je wel lekker liberaal hun gang laten gaan, maar is dat waardevrij? Je kunt een wolf en een schaap niet tegelijkertijd loslaten.”

Hij wekt de indruk kinderen leuker te vinden dan volwassenen, omdat ze meer openstaan voor indrukken en ideeën. “Niet alle kinderen zijn ontvankelijk en open. Kinderen die geloven in gezag en nut hebben moeite met onze voorstellingen. Maar kinderen zijn wel vaak flexibeler in hun hoofd dan volwassenen, ze zijn makkelijker te confronteren met de genuanceerde werkelijkheid, met de wetenschap dat de douche voor de een warm en voor de ander koud kan zijn.”

Wat hij intussen weet: het gaat niet om de eerste, maar om de tweede reactie. Kinderen laten lachen is gemakkelijk. Je laat iemand vallen op het podium en hup, daar gaan ze al. “Daar heb je niets aan. Ik wil een zaadje planten, ontwikkeling heeft tijd nodig. In Speelvogels zit een ei dat vrij door de ruimte vliegt. Na de voorstelling kwam een kind naar me toe dat zei: ‘Oh, wacht, er zat natuurlijk een vogel in dat ei.’ Dat had ik zelf niet bedacht.”

BRIK (Brabants Internationaal Kinderfestival) van 5 t/m 11 juni in Breda. brikfestival.com