Sinds vier jaar maakt Mathieu Weggeman deel uit van de Raad voor Cultuur. Hij is de enige ingenieur van het gezelschap. “Ik zie al genoeg ondernemerschap in de sector: beeldend kunstenaars die werken in de horeca of bijklussen als huisschilder, fotografen die opdrachten doen voor het bedrijfsleven.”

Mathieu Weggeman, begint met een anekdote. Een van de stellingen bij een debat om jongeren warm te maken voor techniek luidde: Het is makkelijker om een bètawetenschapper te leren genieten van Shakespeare en Mahler, dan een alfa/gamma de schoonheid te laten inzien van de wetten van Maxwell. Je kunt dus maar beter bij de techniek beginnen, zegt Weggeman, hoogleraar organisatiekunde aan de TU Eindhoven, “dan kun je er daarna alfa/gamma op schroeven. Omgedraaid kan niet meer.” Om er met pretoogjes op te laten volgen: “Die stelling haalde het natuurlijk met ruime meerderheid.”
Vier jaar geleden viel het oog van Mathieu Weggeman (1953, Eindhoven) op een advertentie waarin de Raad voor Cultuur, adviesorgaan van regering en parlement, een nieuw lid zocht. “Ik had toen net mijn Limburgse vrouw leren kennen”, vertelt Weggeman. “Haar moeder is de zangpedagoge Gemma Visser en haar vader de kunstschilder Ad Visser. Ik wilde een goede indruk maken en dus opperde ik de vraag of ik moest solliciteren. Dat werd van harte toegejuicht.” Met een vrolijke lach: “Een ingenieur aan tafel was niet genoeg, de conversatie moest ook gaan over de goede dingen des levens.”

Weggeman studeerde technische bedrijfskunde in Eindhoven, waar Philips toen nog de grootste werkgever was. Zijn oom en opa werkten bij de multinational, ze speelden allebei trompet in de Philips Harmonie. “De bandleden kregen vrijaf voor optredens en toucheerden presentiegeld. Bij andere harmonieën moest je contributie betalen, bij Philips kreeg je geld toe. Omdat ik er ook graag bij wilde, gaven ze mij trompetles. Het is me gelukt.”
Later kwamen andere muziekstijlen op zijn pad, zoals rock en jazz, en speelde hij in diverse bandjes. Zijn droom om professioneel muzikant te worden, werd door zijn vader aan diggelen geslagen. “Ik wilde naar het conservatorium, dat leidde thuis tot zware gevechten. Mijn vader zag daar helemaal niks in en heeft het uiteindelijk weten te blokkeren. Hij zei: Word maar ingenieur. Hij had zoveel invloed op mij dat hij zijn zin kreeg.”
“Ik kan zeggen dat ik in mijn huidige vak best veel heb bereikt. Ik vraag me weleens af of dat in de muziek ook het geval zou zijn geweest. Misschien was ik wel geëindigd als begeleider van drie dorpskoren en een accordeonorkestje – met alle respect voor de accordeon.”
Toen hij in 2011 na een succesvolle sollicitatie toetrad tot de Raad voor Cultuur stond de cultuursector juist op zijn achterste benen. Staatssecretaris Halbe Zijlstra (cultuur, VVD) wilde jaarlijks 200 miljoen euro bezuinigen. Het leidde tot massale protesten, actiebijeenkomsten, bezettingen en een heuse Mars der Beschaving.

Was het verzet terecht?

“Wat mij betreft kan er geen geld genoeg naar de kunsten. Dus ja, dat protest was terecht. Een bezuiniging van 200 miljoen op een budget van 800 miljoen euro is ontzettend veel. We zouden net zoveel aan kunst en cultuur moeten besteden als de Duitsers doen. Maar we zijn nu eenmaal een volk van kooplui en dominees. We zeggen heel gauw: wat schuift dat? Duitsland is een land van denkers en dichters. Die zeggen tegen Johan Simons: ‘We appreciëren je toneelregies, hier heb je vier miljoen euro, we rekenen erop dat je vakwerk aflevert’. Dat is een ander verhaal, hè?”

Hij komt terug op Halbe Zijlstra. “Die man heeft niks met kunst. Weet je wat hij ooit in een interview heeft gezegd? ‘Het kost niet veel moeite om in cultuur te snijden als je er geen verstand van hebt’. Zijlstra vindt zo’n uitspraak kennelijk macho, ik vind dat nogal dom.”

“Weet je wat het ergste is: het interesseert de Nederlanders geen aap. In de aanloop naar de vorming van Rutte-II heeft Diederik Samsom aan de burgers gevraagd: ‘Welke dringende zaken moeten volgens jullie in het regeerakkoord?’ Hij werd bestookt met tienduizend e-mails. Nul mailtjes gingen over ontwikkelingssamenwerking en nul over cultuur.”

Veel instellingen lagen aan het subsidie-infuus. Was het niet nodig om de sector op te schudden en de instellingen ondernemender te maken?

Weggeman laat een stilte vallen. Dan, brommend: “Ik kan het woord ondernemend zo langzamerhand niet meer horen. We moeten allemáál ondernemer worden: de kunstenaar, de dokter, de docent. De kunstenaar is in feite al ondernemer omdat hij zich buiten de orde plaatst. Hij maakt statements, neemt risico’s, doet vanuit die positie wat ie doen moet. Een urgente behoefte tot communicatie, en dat kan hij alleen maar door te spelen, te zingen, te schrijven of te schilderen.”

“Ik zie al voldoende ondernemerschap: beeldend kunstenaars die werken in de horeca of bijklussen als huisschilder, fotografen die opdrachten doen voor het bedrijfsleven omdat ze met hun eigen esoterische plaatjes de kost niet kunnen verdienen. Ik ken geen enkele kunstenaar die vanwege de megabezuiniging is gestopt. Niemand. Maar ze hebben wel een groot deel van de rekening betaald. Acteurs verdienen gemiddeld 10.000 tot 12.000 euro per jaar. Dat is schandalig laag.”

De ‘economisering’ van de kunsten is de in Eijsden wonende Mathieu Weggeman een doorn in het oog. Ook de huidige minister van cultuur Jet Bussemaker (PvdA) had een paar jaar geleden de mond vol van de ‘maatschappelijke waarde van cultuur’. Een groot misverstand, vindt hij. Kunstenaars zijn niet de nieuwe ingenieurs die hun creativiteit en innovatief vernuft moeten inzetten om de wereld te verbeteren. “Kunst en utiliteit hoeven niet dicht bij elkaar te zitten. Eén Daan Roosegaarde is genoeg. Kunst heeft een identiteitsvormende, economische, sociaal-communicatieve, historische en een esthetische waarde. Die laatste vind ik de allerbelangrijkste. Maar ja, dan wordt mij verweten dat ik terug wil naar de romantische kunstopvatting van Kant. Hoe dan ook, we hebben daar als Raad voor Cultuur met de minister strijd over geleverd. Dat heeft kennelijk effect gehad, want wat zegt Bussemaker in een recent interview: ‘Het leven gaat uiteindelijk over schoonheid ervaren’. Toen ik dat las heb ik een klein vreugdesprongetje gemaakt.”

De Raad voor Cultuur adviseerde de minister om dertig miljoen extra te investeren in de sector. Bussemaker kwam afgelopen zomer met 18 miljoen over de brug. “We waren natuurlijk blijer geweest met dertig miljoen, maar we mogen niet klagen. Die 18 miljoen is meer dan nul.”

Weggeman is enthousiast over het feit dat het vak culturele en kunstzinnige vorming (ckv) een injectie krijgt. “Ik vind dat zeer, zeer belangrijk. Want als het gevoel voor schoonheid, de esthetische sensitiviteit, toeneemt dan leidt dat tot een beschaafdere samenleving. Vierkant gezegd: schilders, dichters en violisten slaan minder snel iemand op zijn bek. Cultuureducatie, te beginnen op de basisschool, is een probaat middel tegen de oprukkende domheid en hufterigheid. En het kost net zoveel als één vleugel van een Joint Strike Fighter.”

In welk deel van de samenleving signaleert u die domheid?

“Ik doel op het door het kapitalisme ingegeven egocentrisme. Jezelf tot norm verheffen. Kijk naar de verloedering van de omroepen. Waar is hun voorbeeldfunctie gebleven? Vergelijk onze talkshows eens met de praatprogramma’s van het ZDF in Duitsland. De grondhouding van onze interviewers is niet bepaald liefdevolle vriendelijkheid. Het is vooral confronterend, hoe kunnen we hem of haar in de hoek drijven. Of ze leunen achterover en laten voor- en tegenstanders bekvechten. Zo verdwijnt de nuance. Dat gedrag wordt door kijkers overgenomen.”

Zijn de graaicultuur en belastingontduiking ook vormen van onfatsoen?
“Jazeker. De domheid zit hem in het feit dat geld zo belangrijk wordt gemaakt. En niet wijsheid, kunst, filosofie of historisch besef. Want dat schuift allemaal niks. Weet u wat medeoorzaak was van de bijna mislukte fusieonderhandelingen tussen KLM en Air France? Dat de Nederlanders nog nooit van Sartre, Camus en Ravel hadden gehoord. Dat is onbestaanbaar bij de Fransen. Onze ceo’s en topmanagers hebben geen flauw benul van het ideeëngoed van onze grote filosofen Erasmus en Spinoza. Maar we lopen wel voorop in het bedenken van nieuwe financiële producten. Er is niks mis met geld verdienen, het gaat om de balans.”

Weggeman is een vurig pleitbezorger van het Rijnlandse model, een maatschappelijke ordening waar de staat een grote rol speelt en het liberalisme niet de vrije hand krijgt, zoals in het Angelsaksische model. Wat spreekt hem zo aan in dat Rijnlandse model? “Vakmanschap”, zegt hij meteen. “Al het andere is secundair. De liefde voor het vak is groter dan de liefde voor het geld. In Anglo-Amerikaanse organisaties is het precies andersom. “

Ten slotte geeft hij het cabaretgilde een veeg uit de pan. Hij schampert dat de alsmaar uitdijende groep cabaretiers inmiddels goed is voor de helft van de omzet van de Nederlandse theaters. “Ze schoppen tegen alles: van de hockeyauto van de buren tot falende ministers en graaiende bankiers. En het publiek denkt ‘Precies, zo zit het’ en gaat over tot de orde van de dag. Die cabaretiers dempen de energie van burgers en voorkomen dat ze in actie komen.” Afsluitend: “Cabaretiers zijn de handlangers van het kapitalistische systeem.” Gnuivend: “Dat vinden ze zélf natuurlijk niet.”

Een vilein gebied

Mathieu Weggeman is in zijn vrije tijd ook dichter. Deze maand debuteert hij met de bundel Een vilein gebied (uitgeverij Rubinstein). “De inhoud is zeer divers”, zegt hij er zelf over. “Romantische poëzie in de stijl van de Tachtigers, klankgedichten à la Oote van Jan Hanlo en dadaïstische gedichten met rare wendingen. Het is spelen met taal, een oefening met stijlen.” Vanwaar de titel? “Een: Ik begeef me op nieuw terrein en dan kunnen de reacties scherp zijn. Twee: In het titelgedicht beschrijf ik rotsblokken uit de Andes. Drie: Je kunt als schrijver door de taal worden verlinkt. Zoals Einstein zei toen-ie de natuur aan het ontdekken was: “Raffiniert ist der Herrgott, aber boshaft ist er nicht.””

Bij de bundel hoort een cd met zes gedichten die op muziek zijn gezet door componist Robert Weirauch en het Simurg Ensemble.

Foto boven: Vincent Boon.