Bamboe is sterker dan staal, duurzamer dan beton en CO2-vriendelijk. Het potentieel van dit high tech natuurproduct is enorm, zegt de Colombiaanse architect Símon Vélez. Hij giet beton in de uiteinden van bamboe en bouwt er huizen, bruggen, kerken en musea mee. “Ik zou de overkapping van Amsterdam CS met bamboe kunnen bouwen.”

“Ik heb nooit de intentie gehad als ecologist de planeet te redden. Pas als de mensen zijn verdwenen, maakt de aarde kans te overleven.” Architect Símon Véléz zegt het met dezelfde minzame glimlach waarmee hij in zijn gebroken Engels de onaangename waarheden over zijn vakgebied op tafel legt.

Wie aan bamboe denkt, denkt aan de met veel rondingen bijeengebonden meubeltjes bij Xenos. Of aan krakkemikkige huisjes in de tropen die bij natuurgeweld als eerste in elkaar donderen – om vervolgens weer net zo makkelijk te worden opgebouwd. Inmiddels duikt bamboe ook op in het duurzaamheidsdebat, en dat duwt het materiaal weer in de hoek van de milieufreaks. Het taaiste vooroordeel van bamboe: het is het hout van de armen. Bouwen met beton en steen is, juist in de armste landen, een teken dat je je aan de armoe hebt ontworsteld.
Toch is bamboe voor de Colombiaanse architect Símon Vélez (Manizales, 1949) al zo’n vijfentwintig jaar een kenmerkend bouwmateriaal. Huizen, bruggen, kerken, hotels en musea bouwde hij met (vooral) constructies en daken van bamboe. Ze staan nog steeds fier overeind, zo blijkt uit een bijna eindeloze reeks lichtbeelden die hij als getuigen á décharge voorbij laat komen.
Maar het wantrouwen blijft. Dus gaat Vélez onvermoeibaar de wereld over om het gebruik van dit “hight tech product uit de natuur met een unieke combinatie van kracht en lichtheid” te promoten. Het leverde hem eind vorig jaar de Prins Clausprijs op. De waarde van zo’n prijs is niet te onderschatten, zegt Véléz, en verwijst naar een op het nippertje tegengehouden nieuwe wet in zijn geboorteland Colombia die het gebruik van bamboe als bouwmateriaal – vanwege de vermeende onbetrouwbaarheid – wilde verbieden. Dat de laatste handtekening niet werd gezet, heeft volgens Vélez te maken met de internationale publiciteit rond de Prins Clausprijs.
Wellicht zien ze in Colombia eindelijk in dat guadua, zoals de inheemse bamboe heet, economisch gewin oplevert én het milieu spaart. Vélez rekent voor dat een bos met teakbomen twee keer per eeuw kan worden geoogst, arbeidsextensief, met energievretende machines. Op een hectaregroot perceel met snelgroeiende guadua kan vanaf het achtste jaar permanent worden geoogst, zegt hij. Met de hand, dus het brengt ook nog werkgelegenheid. Vélez: “En de productie van bamboe levert geen CO2 uitstoot op, zoals bij staal het geval is.”
Vélez ontdekte dat het lichte en sterke bamboe voor overspanningen tot vijftig meter kan worden gebruikt als je de holtes aan de uiteinden volgiet met beton. Door die uiteinden in koperen hulzen te schuiven kan er een verbinding worden gemaakt met het betonnen fundament. Het paviljoen van bamboe dat hij voor de World Expo 2000 in Hannover ontwierp, leverde indertijd weinig reacties op. Nu, tien jaar later, zijn de tijden duurzaam veranderd. Over twee maanden, bij de World Expo 2010 in Sjanghai, waarvoor hij India-paviljoen ontwierp, verwacht hij veel respons.
Bij de uitreiking van de Prins Clausprijs, vlak voor Kerstmis, vroeg burgemeester Cohen aan Véléz welke bouwopdracht in Amsterdam hem het liefst zou zijn. “Een brug”, was het antwoord. En of hij daarbij mocht samenwerken met een Nederlandse universiteit, zodat de constructiemogelijkheden van bamboe eindelijk worden doorberekend en gedocumenteerd. In Colombia is nog steeds geen enkele universiteit daartoe bereid. Bij elk project berekent Vélez afzonderlijk de belastbaarheid van de constructie; het testen ervan gebeurt proefondervindelijk, tijdens de bouw, door er tientallen zakken met zand aan te hangen tot de wettelijke norm is bereikt. Tekenen en berekenen doet hij op papier. “De computer gebruik ik alleen om de foto’s van mijn gebouwen te laten zien”, zegt hij, en tovert zijn minzame glimlach weer tevoorschijn.
Eind vorig jaar was Véléz, met onafscheidelijke hoed, even in Maastricht, voor een lezing. Na afloop informeerde een bezoeker naar de mogelijkheid van een brug van bamboe over het binnenkort te starten A2-tunnelproject. Van de zelfbenoemde cultuurhoofdstad in spe was niemand aanwezig om te reageren. Zoals ook het plaatselijke architectengilde weer schitterde door afwezigheid.

Kerk zonder religie van Simon Vélez in Cartagena, Columbia. Foto Hitesh Mehta