In De laatste getuigen komen acht Limburgers aan het woord die de bevrijding 75 jaar geleden nog hebben meegemaakt. Zij vertellen over bedreiging, lastige liefde, psychologische oorlogsvoering, woede en vriendschap.
Door Edo Dijksterhuis

De vader van journalist Wiel Beijer werd als jongeman uit Kerkrade tijdens de Tweede Wereldoorlog opgeroepen voor de Arbeidseinsatz. “Hij moest werken in de bouw. Daar kreeg hij het aan de stok met een voorman die lelijke dingen zei over koningin Wilhelmina. Hij zei iets terug over Hitler en werd pardoes van de steiger gegooid. Ze dachten dat hij dood was maar zijn maten lapten hem op en smokkelden hem terug over de grens. Via via kwam hij terecht in Engeland en in 1944 stak hij het Kanaal over naar Normandië, achter de Amerikaanse troepen aan, als onderdeel van de Prinses Irenebrigade van prins Bernhard.”

Het liefst had Beijer het verhaal van zijn eigen vader verteld in De laatste getuigen. Maar die vader is inmiddels overleden en in de voorstelling van Toneelgroep Maastricht draait het om de herinneringen van nog levende oorlogsooggetuigen. Zij geven hun ervaringen rechtstreeks door.

Het zijn acht verhalen van acht mannen en vrouwen uit acht verschillende steden en dorpen in heel Limburg, van Venray tot Margraten. Ze waren veelal nog kinderen toen de oorlog uitbrak maar maakten bewust het moment mee toen in september 1944 de soldaten van de Amerikaanse 30ste infanteriedivisie bij Mesch de Nederlandse grens overstaken en de bevrijding van de provincie begon.

Ik heb in mijn veertig jaar als journalist heel veel interviews gedaan maar deze verhalen zijn iedere keer weer opvallend en ontroerend”, zegt Beijer. “Deze mensen zijn nu tussen de tachtig en honderd jaar oud maar hun herinneringen zijn opvallend gedetailleerd. Zo werd de jongste geïnterviewde als zesjarige aangehouden door de Duitse politie, die haar met een pistool op haar hoofd beval te vertellen wat haar vader gezien had. Maar haar ouders hadden haar op het hart gedrukt nooit iets tegen de Duitsers te zeggen. Dat had ze goed begrepen en ze hield haar kaken op elkaar.”

Uit de veelheid aan biografische informatie, deels afkomstig uit het boek De laatste getuigen dat dagblad De Limbuger in 2015 samenstelde, destilleerde Beijer telkens één onderwerp. “Dat is in een monoloog om te bouwen tot een chronologisch en logisch verhaal dat invoelbaar is. Het is actief geschreven in de ik-vorm. Alsof het net gebeurd is.”

Het concept van De laatste getuigen is afkomstig van het Burgtheater in Wenen. Daar vond in 2013 de eerste editie plaats die in de jaren daarna navolging kreeg in onder andere Berlijn, Frankfurt en Dresden. In Nederland pikte Het Nationale Theater in Den Haag het getuigenproject op, waar het jaarlijks op 4 mei, op de avond van de Dodenherdenking, wordt opgevoerd.

Michel Sluysmans, artistiek leider van Toneelgroep Maastricht, zag een van die voorstellingen en bedacht dat het heel goed zou passen bij 75 jaar bevrijding Limburg. “Er komt een generatie aan het woord die er over vijf of tien jaar niet meer is. En met hen verdwijnen ook hun verhalen. Het zijn vaak ontroerende verhalen, over kinderen die worden gescheiden van hun ouders, die op jonge leeftijd al geconfronteerd worden met geweld. Het zijn de verhalen waar onze opa’s en oma’s iets van hebben meegekregen – en uiteindelijk ook wij. Want trauma’s worden doorgegeven in families, het duurt vaak twee, drie generaties voordat ze zijn uitgewerkt. Het tweede generatie oorlogstrauma is een officieel erkende aandoening. De oorlog is dichterbij dan je denkt.”

En De laatste getuigen maakt die afstand nog kleiner, de herinneringen bijna fysiek tastbaar, door de keuze voor relatief kleine vlakke vloertheaters. “Dat vergroot de intimiteit”, vindt Sluysmans. “In een grote zaal ziet de acteur op het podium alleen een zwart gat maar in zo’n zaal met tweehonderd stoelen is het publiek zichtbaar, is er een connectie. Je kunt meer vertellen via de acteurs in plaats van de vorm.”

Het verhaal van Martin Boelen wordt verteld in De laatste getuigen. Foto: Stephan Vanfleteren.

De cast bestaat uit acht acteurs, mannen en vrouwen, jong en oud. “Het enige harde criterium is dat ze uit Limburg komen. Ze moeten ook authentiek klinken als ze een stukje dialect doen. Zij brengen de verhalen van de oorlogskinderen tot leven, vertellen vanuit het perspectief van een acht- of negenjarige. Tegelijkertijd zie je op het videoscherm diezelfde ooggetuige maar dan negentig jaar oud, die luistert naar zijn of haar eigen relaas. Dat is intrigerend, ontroerend en soms ook confronterend.”

De keuze voor dat videoscherm is een praktische. Voor de hoogbejaarde hoofdpersonen is een theatertournee van een maand simpelweg te zwaar. Maar cameraman Rob Hodselmans heeft van de beperking een kracht gemaakt, vindt Sluysmans. “De camera registreert niet alleen maar zoomt ook in, waardoor de lichaamstaal een belangrijke rol speelt. De vingers vertellen soms een ander verhaal dan de ogen.”

De laatste getuigen bespeelt alle emotionele registers. Romantiek en verontwaardiging zijn de hoofdingrediënten in de herinneringen van een jonge vrouw getrouwd met een Duitser die de oproep voor de Wehrmacht ontdook, zijn wapens aan het verzet doorspeelde maar na de oorlog toch werd opgepakt en in een kamp gezet. Jongensboekspannend zijn de herinneringen van de zoon van een hotelier in Bemelen. Tijdens de oorlog zijn de Duitsers ingekwartierd bij zijn ouders maar op een dag komt hij terug van school en zit het hotel vol met Amerikanen. Ze blijken deel uit te maken van de dienst psychologische oorlogsvoering en produceren strooibiljetten om zestig kilometer verderop, boven de Siegfriedlinie, uit vliegtuigen te werpen.

De monoloog van Martin Boelen, de man op het affiche van de voorstelling, is een van Wiel Beijers favorieten. “Ook hij werd opgeroepen voor dwangarbeid in Duitsland. Bij de Sphinx, waar hij werkte, gaven ze hem een koffer en vijfentwintig gulden zakgeld. Toen de hoogovens van Thyssen in Duisburg werden gebombardeerd moest hij loopgraven graven aan het front. Na de bevrijding keerde hij terug naar huis maar zijn broer herkende hem eerst niet. Op de tweede dag terug zei zijn vader: zou je niet weer eens aan de slag gaan? En bij de Sphinx vroeg de bedrijfsleider: kom je terug? Maar hij keerde zich resoluut om. Ze hadden hem gewoon gedumpt. Dus nee, hij zou nooit meer voor hen werken.”

Het zijn acht heel verschillende verhalen maar samen zijn ze één”, vindt Sluysmans. “En het gaat veel verder dan de clichés van onderduikers, bommen en koffers. Het gaat ook over hechte vriendschappen, verliefdheden en familiebanden die door de oorlog juist sterker werden dan ze ooit waren. Er zit een bepaalde lichtheid in de voorstelling.”

In de aanloop naar de première noemt de artistiek leider De laatste getuigen “een stuk zonder klassieke dramaturgie. Het heeft een andere spanningsboog en daarom is de afwisseling zo belangrijk. Het script is een kwestie van gevoelsmatig componeren. Ik denk erover om poëzie tussen de monologen te gebruiken. En live muziek, volks- en kinderliedjes uit die tijd, die op hun eigen manier weer herinneringen tot leven wekken.”

Zoals de dodenherdenking van 4 mei allang niet meer gaat over alleen de gesneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog maar ook alle andere oorlogsslachtoffers, denkt Sluysmans over een slot met actuele lading. Het moet gaan over het belang van herinneringen en de rol van ooggetuigen. “Want als er een camera op staat wordt een oorlog gezien en erkend. Als dat niet het geval is, kunnen het geweld en de ellende nog zo erg zijn maar bestaan ze gewoon niet.”

De laatste getuigen – Toneelgroep Maastricht in co-productie met De Domijnen. Première donderdag 24 oktober, De Domijnen. Tournee tot en met 24 november.