Meer dan veertig jaar delen dichter en hoogleraar Wiel Kusters (Spekholzerheide, 1947) en pianiste Tonie Ehlen (Sittard, 1946) hun leven. ,,Muziek werkt versmallend, alles gaat er in zitten.”

Een muurtje metselen is ook mooi

Tonie: ,,Ik groeide op in een gezin met zes meisjes in Sittard. Dat geeft een groepsgevoel, dat heeft me nooit meer losgelaten, ook al waren we allemaal anders.”

Wiel: “Een gemeenschap van individualisten.”

Tonie: “Je hebt altijd die zussen, een houvast. Mijn vader was onderwijzer maar kwam uit een boerenfamilie en wilde ons meisjes iets meegeven. Op een dag werd met kar en paard van opa een piano gebracht. Er lag een zeil overheen want opa mocht niet merken dat het een piano was. Dat zou hij grote onzin hebben gevonden. We kregen allemaal achter elkaar een half uur les. Later kregen we een platenspeler. Daar kregen we een paar langspeelplaten bij zoals het pianoconcert van Rimsky-Korzakov. Dat is me heel dierbaar geworden, mijn ingang tot de muziek.”

Wiel: ,,Dat concert hoor je nóóit ergens. Als Tonie 65 wordt, moet ze dat met het LSO spelen, vind ik.”

Tonie: ,,Ik weet niet of het objectief een echt goed stuk is, hoor. Als ik me met muziek engageer, ben ik de laatste om dat objectief te beoordelen. Er zijn maar weinig stukken die ik heb gespeeld waar ik niet ben van gaan houden.”

Wiel: ,,Je kunt ook zeggen: je speelt niet waarvan je niet houdt.”

Tonie: ,,Nee, want ik krijg ook stukken moderne muziek, die ik eerst op de piano moet verkennen om er een beeld van te krijgen. Maar daarbij verbind ik me eigenlijk meteen al met zo’n stuk.”

Wiel: ,,De muziek bij ons thuis in Spekholzerheide, jaren vijftig, begin jaren zestig, beperkte zich tot de Duitstalige radio Luxemburg. Sinds ik Tonie tegenkwam in 1966 heb ik enorm veel klassiek muziek gehoord. Ik heb een grote voorkeur voor liederen, vooral van Schubert. Maar ik houd ook van chansons. Woord èn muziek.”

Tonie: ,,Toen ik klein was dacht ik nog: hoe kan iemand met zoiets saais als muziek verder gaan? Ik was zestien en wilde topturnster worden. Op aanraden van een vriendje van mijn zus Margriet, die componiste is geworden, ben ik toelatingsexamen gaan doen op het Conservatorium. Alleen maar om eens een jaartje echt goed les te krijgen. Dat was meteen ook de eerste en laatste keer dat ik zonder zenuwen heb gespeeld. Want ik zat op de kweekschool, zou toch onderwijzeres worden. Jo Dusseldorp speelde een sonate van Mozart voor en ik dacht wow, dat wil ik ook. Ik wilde onmiddellijk van de kweekschool af. Thuis waren ze er niet blij mee. De piano ging op slot en ik kwam mijn bed niet meer uit. We sloten een compromis. Ik mocht van de kweek en naar het Conservatorium, maar moest tegelijkertijd naar het Avondlyceum in Heerlen. Daar kwam ik Wiel tegen.”

Wiel: ,, Ik zat daar omdat ik journalist wilde worden. Ik had een briefje geschreven naar de Maas en Roerbode maar kreeg als antwoord dat ik aan Mulo-B niet genoeg had. Vandaar. Ik ben toen op kantoor gaan werken, ’s avonds naar school. Als ik een gedicht had geschreven, liet ik het Tonie lezen.”

Tonie: “Je stond naast mijn piano en moest ik stoppen met spelen om te lezen. En ik moest heel erg oppassen wat ik erover zei, want ik had het gevoel dat ik gemakkelijk iets verkeerds kon zeggen. Vaak zat Wiel te lezen als ik studeerde. Tijdens het studeren zijn er altijd een paar plekken die open zijn, waar je niet kunt komen, witte plekken. Soms vallen die onder druk, tijdens een concert, op hun plek. Dat zijn dé momenten. Voor concerten heb ik mezelf behoorlijk moeten trainen. De ene keer heb ik een heel sterk gevoel van ik kan het wel en de andere keer een hevige vorm van faalangst, terwijl de voorbereiding niet minder goed was. Wil je tien keer achter mekaar een identiek en stabiel concert horen dan moet je niet bij mij zijn. Je doet het voor die momenten dat het wel lukt en je boven jezelf uitstijgt.“

Wiel: ,,Je loopt bij Tonie altijd het risico, dat het werkelijk schitterend wordt. Maar dan ook buitengewoon. Het moet ook allemaal maar op dat ene moment lukken. Zelfs de allergrootsten sterven volgens mij duizend doden voordat ze op moeten.”

Tonie: “Mijn leerlingen op het Conservatorium hebben er baat bij, dat ik weet wat podiumangst is. Tegen hen zeg ik: zo erg als ik het heb, kan jij het niet hebben. Dat helpt.”

Wiel: “Ik en Tanneke, onze dochter, kunnen wel zeggen tegen Tonie: je kunt het, maar dat werkt niet.”

Tonie: ,,Het is een vreemd soort angst. Als ik iets heel mooi vind, dan begint de huid op mijn schedel te krimpen. Dan weet ik dat ik heel erg moet oppassen om niet meegesleurd te worden door mijn eigen ontroering. Ik ben bang verlamd te raken tijdens een uitvoering. Dat je het gevoel hebt dat je jezelf moet toespreken om niet te stoppen. Maar gelukkig gebeurt me dat nooit echt. Er zijn spelers die een prachtig concert spelen en na afloop zeggen dat ze ondertussen aan het invullen van hun belastingformulieren zaten te denken.
Ik heb in al die jaren natuurlijk een heel ontwikkelingsproces doorgemaakt. Eerst speel je een stuk zoals je denkt dat het goed is. Daarna ga je meer rekening houden met de bedoelingen van de componist. En pas daarna kom je, op basis van dat alles, dichter bij je eigen persoonlijkheid en komt het er op aan om met je eigen creativiteit en persoonlijkheid een stuk goed te laten klinken.”

Wiel: ,,Ik heb geen faalangst of zo. Natuurlijk ben je hartstikke benieuwd naar wat de critici ervan zullen zeggen. Ik zou teleurgesteld zijn als er niet werd gereageerd. De poëziekritiek in Nederland vind ik heel partijdig. De modieuze, maar eigenlijk heel ouderwetse opvatting is dat goede poëzie zowel de taal als de lezer ‘ontregelt’. Het moet vreemde, rare taal zijn. Maar ik ben niet uit op verwarring. Wel op verwondering. Ik ben me in de loop der jaren veel meer vrijheid en parlando-achtige dingen gaan permitteren, waardoor ik me aan de dogma’s van de kritiek onttrek. Ik heb wel een publiek. ‘Als kind moest ik een walvis eten’ heeft weinig recensies gehaald, maar was desondanks vrij snel uitverkocht.”

Tonie: ,,Je moet dat verhaal eens vertellen van die kaart op straat…”

Wiel: ,,Ja? Nou ja, ik loop een paar jaar geleden door de stad en zie op straat een half geopende envelop liggen met een correspondentiekaart die er zo’n beetje uitsteekt. Ik raap die op en zie dat er enkele dichtregels worden geciteerd. Ach, dit is zo ongeloofwaardig… Iemand stuurde dus kennelijk aan een geliefde mijn gedicht ‘De kristaltwijg’ als, zo schreef hij, een van de mooiste liefdesgedichten die hij kende. En die geliefde verloor dus die kaart. Zonde! Maar het is echt gebeurd! Nou ja, dan win je een prijs, dat gevoel heb je dan. Het is een gek verhaal natuurlijk en als schrijver kan ik verder niks mee. In mijn gedichten gaat het nooit om dit soort gekke dingen, maar om ogenschijnlijk gewone momenten, waaraan ik – als het lukt – een soort glans kan geven waardoor het toch bijzonder wordt.”

Tonie: ,,Ik schrijven? Ha ha. Ik heb ooit eens met een gedicht over de Sjteine Sjloes in Sittard in Veldeke gestaan. Die Stenen Sluis is een plek van mijn jeugd. Die zich trouwens net als bij Wiel afspeelde in een mijnwerkersomgeving, Sanderbout. Ik heb ook nog steeds de neiging om in mijn muziek de grond te voelen: kunst is prima hoor maar laten we er alsjeblieft niet al te verheven over doen. Vroeger heb ik me vaak afgevraagd of die muziek niet te elitair was, of de wereld hier beter van werd. Die twijfel is altijd ergens blijven knagen. Ik heb een hekel aan dweepzucht, of het nou om muziek gaat of om literatuur. Een muurtje metselen is ook mooi. Wat schrijven betreft, muziek is minder van het leven dan de literatuur, ze is ongrijpbaarder. Muziek begint daar waar het woord ophoudt.”

Wiel: ,,Je kunt ook zeggen: poëzie begint daar waar muziek ophoudt. Soms is er behoefte aan een iets directere uitdrukking. Toch achten veel schrijvers muziek het allerhoogste omdat het zich losmaakt van woorden en begrippen die we hanteren. Welke invloed de aanwezigheid van muziek op mijn poëzie heeft? Ik weet het echt niet. Klank is belangrijk, om de betekenis te verruimen, waardoor die verder reikt dan de precieze en afgebakende betekenis die woorden hebben. Daarom ben ik zo blij dat mijn gedichten nu ook op een cd zijn verschenen.”

Tonie: ,,Ik lees uiteraard alles van Wiel maar ik zit niet zo in de poëzie, ik ben een romanlezer. Wiel heeft meer muziek tot zich genomen dan ik gedichten ben gaan lezen. Het is ook anders, je kunt niet gelijk oversteken. Muziek werkt versmallend, alles gaat er in zitten.”

Wiel: “In muziek lost alles op…”

In september presenteren Wiel Kusters en Tonie Ehlen tijdens de Kunstdagen Wittem het Knittelalfabet, quasi-naïeve versjes van Kusters met muziek van Mathieu Geelen en illustraties van Gèr Boosten. Zie www.kunstdagenwittem.nl
Wiel Kusters’ nieuwe bundel Zielverstand is verschenen bij Querido. Voor info over zijn CD Een oor aan de grond, mail naar: info@t36.nl