Tien jaar geleden was Irene Heldens de enige Nederlandse modeontwerpster die met Afrikaanse prints werkte. Haar nieuwe collectie Stronger Together heeft daar een politieke lading aan toegevoegd, constateert ANNEMARIE STAAKS. “Er zijn mensen die verrast zijn als ze ontdekken dat ik blank ben.”

Op het ene T-shirt staat ‘stronger’ en op het andere ‘together’. Samen vormen ze de titel van haar nieuwe collectie. Een paar seizoenen bleef Irene Heldens wat onder de radar: te druk met lesgeven en met haar nieuwe winkel. Nu was de tijd rijp om weer naar buiten te treden.

Stronger Together is een protestcollectie tegen de verdeeldheid in de wereld”, zegt ze over haar nieuwe collectie. “Het is een pleidooi voor verbinding en de vrijheid om te mogen zijn wie je bent. De lijn die Obama inzette, wordt door Trump onderbroken. Dat geeft ons iets om voor te vechten. De rebellie en de strijdbaarheid die nu zichtbaar wordt, bijvoorbeeld in de Women’s March, vind ik inspirerend. Al die negatieve politieke ontwikkelingen vragen om een tegenreactie.”

Irene Heldens (Venlo, 1984) heeft een atelier en een eigen boetiek UHMAH (U had me at ‘hola’) op de Admiraal de Ruyterweg in Amsterdam-West, een buurt die in rap tempo hipper wordt. De prijzen verhippen in hetzelfde tempo mee, maar gelukkig kon ze dit pand nog voor een redelijke prijs huren. Voor Amsterdamse begrippen dan. Samen met haar Madrileense vrouw, ze trouwden vorig jaar, en een onlangs aangenomen naaister bestiert ze de boel. Daarnaast is ze docent styling en ontwerprealisatie aan de Amsterdam Vogue Academy, de opleiding waar ze zelf ook het vak leerde. Ze werkt zich een slag in de rondte, maar dit is wat ze altijd wilde: modeontwerpster worden. “Als kind speelde ik al modeshowtje voor mijn ouders.”

Uit de collectie Stronger Together van Irene Heldens.
foto Mathilde Claesen

Het is een mistroostige ochtend, maar in de boetiek is het een oase van kleur. Vrolijk bedrukte rokken en jurken, tasjes en sieraden. Net als in haar eigen collectie bepalen de opvallende Afrikaanse stoffen van de Helmondse stoffenfabriek Vlisco het beeld. Het 170-jarig jubileum Vlisco, dat de laatste jaren grote verliezen maakt, werd onlangs groots gevierd met een tentoonstelling in Museum Helmond. Ontwerpers, onder wie Heldens, werd gevraagd een bijdrage te leveren aan een jubileumcollectie.

Het was als een déjà vu. Toen ze twaalf jaar geleden afstudeerde, was Heldens de enige ontwerpster die werkte met de Afrikaanse stoffen van Vlisco. “Het was toen niet speciaal een thema in de mode, maar Afrika heeft me altijd geïnspireerd en nog steeds. De trots en de kracht van Afrikaanse vrouwen spreekt me aan. Zo kleurrijk, uitbundig, alles wordt uit de kast getrokken, ze willen gezien worden. Europese vrouwen kleden zich zo gewoontjes, ingetogen.” Zelf is Irene blond en zo Nederlands als maar kan. Lachend: “Er zijn inderdaad mensen die verrast zijn als ze ontdekken dat ik blank ben.”

In de eerste jaren van haar samenwerking met Vlisco kwam ze alleen Afrikanen tegen in de Helmondse fabriekshal. Nog steeds gaat meer dan negentig procent van de Vlisco-stoffen naar de Afrikaanse markt, maar de etnische, kleurrijke prints zijn de laatste jaren ook in de Westerse mode booming. Zeker sinds beroemdheden als Beyoncé, Michelle Obama en in ons land Màxima en Sabrina Starke regelmatig in Afrikaanse ontwerpen rondlopen.

Wat helpt, is dat Afrika als continent weer de weg omhoog heeft gevonden, maar Heldens herinnert zich nog maar al te goed de jaren waarin het moeizaam ging. Toch bleef ze doen wat ze deed, los van wat er verder in de mode gebeurde. Belangrijker dan trends die komen en gaan is de vraag hoe haar kleding meer waarde krijgt. Door duurzaamheid bijvoorbeeld. “We maken alles eigenhandig in mijn atelier, ik werk met Nederlandse stoffen en mijn shirts zijn honderd procent organisch en bedrukt met goede verf.”

Maar het kan beter. “Een Vlisco-stof geldt als de ‘Chanel onder de Afrikaanse stoffen’ en is na honderden keren wassen nog mooi. Maar al die kleuren vereisen wel vele verfbaden. Dat moet misschien anders.” De oplossing is zelf stoffen laten maken op een milieuvriendelijkere manier. Op vakbeurzen sprak ze al met experts op dit vlak, maar eenvoudig is het niet. “Het wordt pas interessant bij veel meters en daar is mijn mode te exclusief voor.”

foto Mathilde Claesen

Als docent aan de Vogue Akademy maakt ze haar studenten bewust van de minder aangename kant van de kledingindustrie. “Ik laat ze de documentaire The True Cost zien. Die drukt ze met de neus op de feiten. Mijn studenten zijn opgegroeid met het idee dat een T-shirt vijf euro kost. Ze denken dat het normaal is, maar dat is het niet. Ik ging vroeger twee keer per jaar met mijn moeder winkelen en dat was het.”

In de trailer van The True Cost zijn de bekende beelden pijnlijk na elkaar gemonteerd: ingestorte fabrieken in Bangladesh naast glamoureuze modellen op de catwalk, slapende kindjes in de fabriek en zwetende arbeiders naast glanzende etalages, grote hoeveelheden water en chemicaliën naast bergen ongedragen kleding die worden weggegooid. Het schrijnende contrast laat zien hoe ingewikkeld het is. Mode en duurzaamheid, een contradictio in terminis. Heldens schudt haar hoofd: “Nou, dat vind ik niet. We moeten er alleen anders mee omgaan. Ik maak kleding die niet uit de mode raakt en van zo’n kwaliteit is dat ze decennia mee kan. Dat is iets anders dan het hele jaar door kleding kopen voor een paar tientjes en het na twee keer dragen weggooien.”

De strijd tegen wegwerpmode krijgt steeds meer steun, merkt ze: “Ik zie in mijn winkel steeds meer mensen die willen betalen voor kwaliteit, voor kleding die met liefde en aandacht worden gemaakt.” Toch blijft het een zoektocht om te overleven, veel jonge ontwerpers stoppen ermee. “Dat snap ik ook. Het is lastig om ervan te kunnen leven. Nederland is een moeilijk modeland. Neem de Amsterdam Fashion Week, mensen komen voor de bubbels en om gezien te worden. En je moet flink betalen om er te mogen showen. Ik heb een keer meegedaan. ‘Oh, I loved your show!’ zeggen ze dan, maar je hoort nooit meer van ze. De front rows worden bezet door fashionista’s, modebloggers, de zogenaamde Influenzers. Jonge meiden die leuk op een foto staan bepalen wat hot is en wat not en ieder seizoen zit er weer een andere blogster op die eerste rij. De manier waarop ontwerpers en merken gehypet worden is zó doorzichtig, en toch gaat iedereen erin mee. De maximale leegheid is zo’n beetje bereikt.”

Publiciteit moet je zelf maken dus, maar op zo’n manier is Heldens daar niet op uit. Hoewel ze realistisch is over de invloed van haar werk, hoopt ze met Stronger Together toch iets van een inhoudelijk bijdrage te leveren. Misschien gaat ze er wel mee de straat op, letterlijk. “Op 11 maart is er weer een Women’s March in Amsterdam. Ik wil meelopen met de modellen in mijn nieuwe collectie, de daad bij het woord voegen.” Niet erg glamoureus voor een modeontwerpster. Ze lacht: “Ik laat die modewereld een beetje langs me heen glijden. Ik houd van mijn vak, van het maken van mooie en goede kleren en als er niemand op zou zitten wachten, zou ik het nog doen.”