Ruim een jaar is Dustin van Rhienen de baas bij het nieuwe Venlose popodium Grenswerk. Ineens viel alles op zijn plaats: zijn studie, zijn horeca-ervaring en zijn liefde voor muziek.

“Bij concerten ben ik vooral als bezoeker aanwezig.”

De muur van het eetcafé van het Venlose muziekpodium Grenswerk heeft meer smaken te bieden dan de menukaart. Over de volle lengte staat die vol met de ontelbare genres en subgenres die de pop inmiddels te bieden heeft. “Het traditionele beeld is hardnekkig”, merkt directeur Dustin van Rhienen nog altijd. Gitaarbandjes die in een duister hol optreden voor jongeren. Maar pop is inmiddels een veel breder fenomeen, en voor alle leeftijden.

Een voorbeeld? Grenswerk beschikt over vier repetitieruimtes: drie voor bandjes en een voor dj’s. De laatste is standaard het drukst bezet. Van Rhienen vindt het wel een beetje jammer. Het gaat ten koste van de romantiek van de zolderkamertjes “waar al die gitaristen uren hebben geoefend, voordat ze ook maar iets konden spelen. Maar het hoort ook gewoon bij de generatie van nu. Dingen veranderen. Tegenwoordig wil iedereen dj worden. Het is ook zoveel makkelijker om het te worden.”

Dustin van Rhienen (Venlo, 1980) is zelf van oorsprong ook geen gitarige bandjesman. In zijn tienerjaren raakte hij verslingerd aan de elektronische muziek. “Al snel had ik behoefte aan verdieping. Niet alleen plat dj’s, maar elektronische muziek met live-elementen. Omdat dat wat toevoegt.” De passie is gebleven. “Al merk ik dat ik me naarmate ik ouder word steeds breder oriënteer.”

In oktober 2014 opende Grenswerk de deuren, als opvolger van het legendarische, maar uitgewoonde en te kleine Perron 55. Voor 2015 werd begroot op 29.000 bezoekers, het worden er waarschijnlijk zo’n zesduizend meer. Het uitnodigende gebouw heeft wellicht ook geholpen. Het Venlose poppodium, gelegen op een steenworp van de Maaskade, heeft het uiterlijk van een pakhuis. Het is een knipoog naar het verleden. Voordat Britse bombardementen zo’n zeventig jaar geleden hun vernietigende werk deden, wemelde het in dit deel van de stad van de pakhuizen. Grenswerk oogt minder gesloten dan die ‘voorgangers’ door de doorkijkjes. Zo kun je vanuit de Peperstraat zo de repetitieruimtes inkijken.

De trotse directeur gaat voor tijdens een rondleiding door alle hoeken van het pand. De oude jeugdhonksfeer, inclusief de geur van verschraald bier, nicotine en ongepoetste toiletten, is hier ver weg. De emancipatie van de popmuziek lijkt volbracht: Grenswerk is een royaal en keurig kunstpodium. Misschien iets te keurig? Van Rhienen lacht: “Ik heb iemand al horen zeggen: ‘Hier moet eens een keer goed gekotst worden’.”

Van Rhienen heeft niet de doorsnee-achtergrond van de directeur van een poppodium. Hij studeerde international management aan de Universiteit Maastricht en runde daarna

zes jaar lang café-restaurant Central in Venlo. Zo heel vreemd was die overstap ook weer niet. Op loopafstand van Central baatte zijn eerder dit jaar overleden vader Rob jarenlang café De blauw trap uit. Dustin: “Bij Central had ik met een compagnon een vijfjarencontract getekend. Na vier jaar kwam hij naar me toe en zei: ik wil eigenlijk niet door. Ik heb hem nog kunnen overtuigen van een zesde jaar, vanwege de Floriade. Daarna hebben we het café-restaurant overgedragen aan anderen.”

In het jaar dat volgde, was Van Rhienen zoekende. Tot Grenswerk op zoek ging naar een directeur. Het leek een functie op maat. De liefde voor muziek, zijn studie, zijn horeca-verleden, zijn ervaringen met het door hem georganiseerde FreeFunk Festival, het paste allemaal.

In oktober 2014 kreeg van Van Rhienen te horen dat hij was aangenomen. De bouw was al begonnen, de belangrijkste besluiten al genomen, hij kon hooguit nog begeleiden en bijsturen. Dat was af en toe nodig. “Na twee weken werken kwam ik er achter dat er geen frisleiding was voorzien. Dat we alles met flesjes moesten gaan doen. Ik zei: dat kan niet. Er komen zeshonderd man in een zaal. Dat kunnen we met emballage nooit aan. Het beton was al gestort. Een leiding trekken ging eigenlijk niet meer. Gelukkig is er toch nog ergens een gat gevonden.”

Veel kon nog, maar aan alles hing een prijskaartje. “Die frisleiding kostte een paar duizend euro extra. Dat geld kwam uit een potje met 1,1 miljoen euro subsidie van de gemeente en de provincie voor inrichting. Je begint, en hebt maar beperkt een idee van wat er op je af gaat komen, en of dat bedrag toereikend zal zijn. Het was één grote legpuzzel. Een helikopterview komt dan van pas. Ik heb me laten adviseren door deskundigen. Maar zelfs dan wist ik bij heel veel dingen niet helemaal zeker of het goed was. Ik heb veel op gevoel moeten doen.”

De avond dat de Belgische artiest Milow het podium inwijdde, staat nog altijd bovenaan zijn lijstje met meest gedenkwaardige optredens uit het eerste jaar Grenswerk. “Eigenlijk zit Milow te veel in de middle-of-the-road-hoek. Maar die avond dwong hij respect af en ik dacht: hier staat een topper. Het zat hem natuurlijk ook in het jaar dat we er naartoe hadden gewerkt. Alles op orde. Uitverkocht huis. Zo’n avond blijft je bij.”

Kinderziektes bleven Grenswerk daarna niet bespaard. Het werd bijvoorbeeld te warm in de repetitieruimtes. De aanschaf van een aparte airco voor dit deel van het gebouw bood uitkomst. Meer hoofdpijn had Van Rhienen van een alarm dat nodeloos afging op de meest ongelegen momenten, tijdens concerten en clubavonden.”Verschrikkelijk. Daar hebben we echt, tot woedeaanvallen toe richting gemeente en aannemer, problemen mee gehad. De oorzaak bleef driekwart jaar onvindbaar. Uiteindelijk bleek het iets heel stoms te zijn: bouwstof dat in een luchtbuis was achtergebleven. Op het moment dat er bassen in de zaal waren, kwam dat stof in een rookmeter terecht. Dan ging gelijk het alarm af.”

Grenswerk wil met de programmering zoveel mogelijk muziekliefhebbers in stad en ommeland aanspreken. “In een paar grote steden kunnen podia zich helemaal richten op niches, vooruitlopen qua smaak. In Venlo moet je alles bieden. Mainstream-bandjes, de grotere popacts, maar ook de genres voor specifieke groepen van liefhebbers.”

Acht tot tien keer per jaar moet Grenswerk helemaal uitverkopen: 600 bezoekers trekken. Dat kan een enkele keer met iets betrekkelijk eenvoudigs, zoals coverbands van Metallica, AC/DC en Guns ‘n Roses, en met optredens van local heroes als Frans Pollux of Leta Bell, maar moet vooral komen van concerten van de populaire acts van het moment, zoals Douwe Bob en Kovacs, ook een beetje een local hero trouwens. Dat vergt attent programmeren, omdat popartiesten tegenwoordig razendsnel doorgroeien naar zalen met een capaciteit van 1500 en meer. Zie de succesverhalen van Kensington en Jett Rebel. Laatstgenoemde stond in Grenswerk. “Op Typhoon hadden we bijna een optie, maar onze agenda’s sloten net niet lekker op elkaar aan. Daarna stond hij in no time in de Heineken Music Hall. Clubshows zitten er dan niet meer in, omdat het grote concert moet uitverkopen.”

Voor optredens waar duizend á twaalfhonderd mensen op af kunnen komen (Bo Saris, Common Linnets) kan hij uitwijken naar overbuur De Maaspoort, waar Grenswerk nu mee gaat samenwerken. Van Rhienen ziet de Heerlense samenwerking tussen De Nieuwe Nor en Parkstad Limburg Theaters als een voorbeeld. “De Maaspoort heeft de zaal, wij hebben de kennis en het netwerk.”

Van Rhienen heeft niet de illusie dat Grenswerk ooit gaat horen bij de tien toonaangevende podia van Nederland. Daar is het podium en de stad niet naar. “Maar ik wil wel dat we bij de top vijf komen van de middelgrote podia die daarachter zitten. Dat artiesten en boekers bij het plannen van het tourschema en het kijken naar de landkaart van Nederland bij het zuiden onmiddellijk aan Venlo denken. Dat betekent dat optredens hier hen bij moeten blijven. Door organisatie en sfeer. Door artiesten te verrassen, te prikkelen: met knipoogjes als een koelkastje in de vorm van een Marshall-box, uitstekend eten en drinken, goede artiestenbegeleiders die er humor in gooien.”

Als muzikanten eenmaal naar Venlo komen, doet de directeur zelf meestal een stap terug. Bij concerten is Van Rhienen voornamelijk als bezoeker aanwezig. “In café-restaurant Central kon ik het absoluut niet loslaten. Hier wel. En als ik wat zie, noteer of onthoud ik dat voor de wekelijkse evaluatievergadering. Productieleiding en betaalde krachten spreek ik soms meteen aan. Richting vrijwilligers brengt dat niets. Het maakt mensen alleen maar nerveus, verlegen.”

Genietend van de concerten staat Van Rhienen dus altijd een beetje ‘aan’. “Als bezoeker vallen juist de dingen op die het verschil maken. Iets ogenschijnlijk onbenulligs als: hoe snel springt het licht en mp3-speler aan na een optreden. Als je dan direct sfeer bouwt, kun je de helft van de zaal makkelijk vasthouden. Dat levert op zo’n avond weer honderden euro’s aan omzet op.”

Foto: Edith Eussen