Hoe zat het ook alweer met de 3D-printer? De aangekondigde derde Industriële Revolutie laat nog op zich wachten: “De één-druk-op-de-knop productie is een fabeltje.” Maar het ambacht heeft zich door de 3D-printer helemaal vernieuwd. door Jeroen Junte

“Binnen tien jaar heeft iedere Nederlander een 3D-printer in huis. Gebruiksvoorwerpen maar ook eten worden dan hiermee vervaardigd. We gaan zelfs bouwen op de maan, dankzij de 3D-printer!”

Een jaar of vijf geleden weet tech-evangelist Alexander Klöpping, gezeten aan de DWDD-tafel, het zeker: de 3D-printer gaat een nieuwe Industriële Revolutie inluiden. Ontwerpen kunnen voortaan met één druk op de knop worden gerealiseerd. De consument wordt producent; iemand met extreem grote handen kan zelf handschoenen in maat XXL produceren. Vraag en aanbod zijn in balans, overproductie en transportkosten zijn verleden tijd. De vraag naar nieuwe producten vermindert sowieso, want iedereen kan reserveonderdelen voor reparaties uitprinten. Kortom, een nieuwe tijd zou aanbreken.

We zijn weliswaar pas halverwege de tien jaar van Klöppings profetie, maar kunnen nu al vaststellen dat die niet gaat uitkomen. Nog steeds heeft minder dan één procent van de bevolking een 3D-printer thuis. De Ultimaker 2, een instapmodel, kost nog altijd 2299 euro. De jaarlijkse omzet van de Nederlandse 3D-printindustrie is door ABN AMRO geschat op 45 miljoen euro in 2015.

Kortom, waar is het misgegaan met die derde Industriële Revolutie?

Allereerst is de kwaliteit van de huis-tuin-en-keuken 3D-printer nog laag. Er kan uitsluitend worden geprint met bioplastic, een broos materiaal. Doordat ze laag voor laag zijn opgebouwd kunnen ze niet veel trek- en duwkracht aan. Op de tweede plaats: de objecten kunnen nooit groter zijn de 3D-printer zelf. Ten slotte: de software om producten te ontwerpen is complex. Wie een product wil ontwerpen of aanpassen moet meer weten dan waar de toets shift-F7 zit. Vergelijk het met het bouwen van een website: het kan wel, maar je bent er al gauw een weekend mee bezig. Samengevat: de “één-druk-op-de-knop” productie is een fabeltje.

Natuurlijk worden baanbrekende innovaties gedaan in 3D-printen. Ontwerper Joris Laarman bijvoorbeeld laat stoelen printen van titanium. Maar deze kosten tienduizenden euro’s en worden uitsluitend verkocht in een elitair circuit van kunstgaleries. De geavanceerde 3D-printers waarmee Laarman zijn kunstzinnige designobjecten vervaardigd zijn zeer kostbaar en daarom gepatenteerd door specialistische start-ups in de medische sector (tandprotheses) en de automotive-industrie.

Terwijl er steeds meer virtual reality is, groeit de behoefte aan een ‘echte’ wereld die juist zo analoog mogelijk is.

De kloof tussen de zolderkamerproducent en de hightech maakindustrie wordt gedicht door traditionele bedrijven. Marktleider in 3D-geprinte consumentenproducten is Shapeways, dat produceert in de VS en vandaar verscheept over de wereld. In fabriekachtige loodsen bij New York staan 3D-printers als een lopende band opgesteld. Wat ze produceren zijn hoofdzakelijk sieraden, bloemvaasjes en heel veel iPhone-hoesjes.

Door de niet ingeloste belofte van de bevrijde consument ontstaat een zekere vermoeidheid bij het 3D-printen, die nog eens verder wordt aangewakkerd door de groeiende ‘maakbeweging’. In creatieve disciplines als design en mode zijn niet 3D-printers maar onze eigen twee handen het belangrijkste gereedschap. De gangbare bioplastics zijn weliswaar goedkoop en makkelijk in gebruik. Toch roept dit materiaal vooral associaties op met Chinese roetfabrieken en zielloze gebruiksvoorwerpen. De digitale perfectie van het 3D-printen wordt gezien als kil en steriel – er is eerder sprake van een nieuwe industriële massaproductie dan van een Industriële Revolutie. Een lokaal bier of een glutenvrij koekje van de stadboerderij is eerlijker, puurder en dus hipper dan een hightech 3D-gadget waarvan we niet eens waar of waarvan deze is gemaakt.

De jongste lichting ontwerpers – niet toevallig digital natives, een generatie die is opgegroeid met een iPad op schoot – zoekt naar dergelijke ambachtelijke toepassingen van de 3D-printtechniek. Ze hebben geen ontzag voor de complexe technologie maar proberen deze naar hun hand te zetten. Hoe kan met een 3D-printer toch een expressief gebruiksvoorwerp worden vervaardigd dat het unieke handschrift van de maker draagt, die vraag houdt jonge ontwerpers meer bezig dan perfecte reproductie. Ze buigen zich dan ook niet over specialistische toepassingen als vliegtuigonderdelen of medische protheses maar ontwerpen lowtech producten met een bijna amateuristische uitstraling. De 3D-printer wordt de Workmate van het digitale tijdperk.

 

Ontwerper Dirk Vander Kooij bouwde een afgedankte robotarm uit de Chinese auto-industrie eigenhandig om tot een reusachtige 3D-printer. Door de software aan te passen en een dikke printspuit aan het uiteinde te monteren, maakt de robotarm nu stoelen van lange draden van hergebruikt plastic van oude koelkasten. Deze techniek heeft Vander Kooij inmiddels zo verfijnd dat hij een Endless collection met stoelen, salontafels en transparante lampen van gerecyclede cd-hoesjes produceert. Hij kan honderd identieke stoelen uitprinten maar ook elke stoel een andere kleur, afmeting of zelfs vorm geven. Met een oldschool industriële robotarm heeft Vander Kooij een soort digitale timmerwerkplaats bedacht waar hij stoelen op maat print. De consument heeft nog steeds volledige keuzevrijheid maar hoeft zich niet te bekommeren om het productieproces.

De broers Jesse en Aron Kirschner, die in Heerlen een 3DWorkshop runnen, hebben samen met Unfold Design Studio uit Antwerpen de productie-op-maat door de consument vereenvoudigd met een systeem van digitale meetapparaatjes. Daarmee kan de consument koppelstukken kan printen voor zelf te maken producten. Met deze koppelstukjes maak je van een plantengieter een waterkan en van een bloempot een lampenkap. De afmetingen van deze koppelstukken worden met een ouderwetse passer of schuifmaat bepaald die gekoppeld zijn aan een computer. Gebruikersvriendelijke software berekent vervolgens de vorm van de lampenkap of schenktuit. De consument hoeft alleen het printcommando te geven.

Het is deze mix van digitaal en analoog die de toekomst lijkt te hebben. Een trend die overigens ook buiten design zichtbaar is: Spotify is alomtegenwoordig, maar ook de verkoop van vinyl groeit; Netflix wint aan populariteit, tegelijkertijd stijgt ook het bioscoopbezoek.

Ontwerper Olivier van Herpt, twee jaar geleden cum laude afgestudeerd aan de Design Academy Eindhoven, ontwikkelde een 3D-printer die klei laag voor laag opbouwt. Klei is een grillig materiaal dus toeval speelt een rol in het eindresultaat. Met geluidskunstenaar Ricky van Broekhoven experimenteert Van Herpt met geluidsgolven die de textuur van de geprinte voorwerpen beïnvloedt. Een vaas van klei wordt dan een verbeelding van bijvoorbeeld een doorleefde folksong. Dichter bij een lokaal bier of een thuis gebakken koekje kun je niet komen als productontwerper.

De omgebouwde robotarmen en zelfgebouwde printapparaten maken de digitale 3D-productietechniek begrijpelijk. De ultieme stap is dan een 3D-printer waar helemaal geen computer meer aan te pas komt. Daniel de Bruin, in 2014 jaar afgestudeerd aan de HKU, deed het. Zijn This New Technology is een ‘printer’ die werkt op zwaartekracht. De printspuit beweegt zich in rondjes over een plaat. Door een stukje staaldraad waarlangs deze spuitkop beweegt in een grillige vorm te buigen, krijgt het object verwante grillige ronde vorm. Een 15 kilo zwaar contragewicht zorgt voor de aandrijving. Deze kleiprinter is eigenlijk meer een geautomatiseerde pottenbakkersschijf. Element van tijd, aandacht, energie en toeval zijn aan het productieproces toegevoegd. De Bruin kan met zijn analoge 3D-printer op kleine schaal voorwerpen maken die daarvoor nog niet mogelijk waren. Het is een samenwerking van mens en machine: als het contragewicht even hapert, dan levert dat een grillige wand op. Dat maakt de voorwerpen uniek en dus waardevol.

Terwijl er steeds meer virtual reality is, groeit de behoefte aan een ‘echte’ wereld die juist zo analoog mogelijk is.

Het is verleidelijk om deze ambachtelijke revival af te doen als een contrarevolutionaire vlucht naar achter. Uiteindelijk kunnen deze houtje-touwtje machines geen alternatief vormen voor de bestaande industriële massaproductie, noch voor de digitale efficiëntie van hightech 3D-printers. Zal de ambachtelijke 3D-printer net als de racefiets en het lokale bier door dezelfde achterdeur verdwijnen als de hipster? Onze neuzen, oren en wellicht ook nieren en hartkleppen laten we maken door een hightech 3D-printer, zij het niet op zolder.

Tegelijkertijd neemt de vraag naar materiële voorwerpen met een menselijke en authentieke uitstraling toe. De computergestuurde 3D-printtechnologie wordt gecombineerd met ouderwets handwerk. In een leven dat steeds meer wordt beheerst door de digitale techniek en virtual reality, groeit de behoefte aan een ‘echte’ wereld die juist zo analoog mogelijk is. Naast een hightech wonderapparaat wordt de 3D-printer ook een ouderwetse machine, waarmee producten worden vervaardigd met een handmatige expressiviteit. Voor een industriële omwenteling zal dit niet zorgen. Maar het ambacht heeft zich helemaal vernieuwd – nota bene dankzij de 3D-printer.

3D Print: NOW! A Design (R)evolution. Van 14 juli t/m 4 december Cube Design Museum, Museumplein, Kerkrade. cubedesignmuseum.nl