Al een week of vijf, zes luister ik in de auto naar Radiohead. Zelfs Klara, mijn vaste partner onderweg, moet eraan geloven. Het is OK Computer, een plaat waar ik geen genoeg van krijg. Zo veel verschillende lijnen en sferen om te volgen, met immense hoogtes en onpeilbare dieptes, het houdt niet op.

Sinds het verschijnen van OK Computer in 1997 heb ik drie, vier, misschien wel vijf van dit soort grijsdraaiperiodes gehad. Ik heb het ook met Little Feat, dat wil zeggen met hun platen vóór de dood van de immense Lowell George.

Twintig, dertig, honderd keer dezelfde muziek beluisteren wordt als heel normaal beschouwd. Bij boeken ligt dat anders. Wie een e-boek leest, ziet in een hoek van het scherm een kadertje met de nog resterende leestijd. Het is niet de bedoeling dat je even opkijkt om na te denken of weg te mijmeren. Doorlezen!

Deze zomer herlas ik Johannes Bobrowski, een held uit mijn jeugd. Zou ik het nog even goed vinden als toen? Ha, het blijkt nog beter! Bobrowski heeft één roman en twee verhalenbundels op zijn naam. De roman, Levins molen, is een flonkerend, grillig boek met een vreemde plot en onvergetelijke personages. Ik zou er morgen opnieuw aan willen beginnen.

Hoeveel boeken worden de facto herlezen, zoals we muziek herluisteren?

Volgende vraag: hoe zit het met herkijken? Wie in een museum voor de derde of vierde keer voor hetzelfde schilderij gaat zitten, kan er zeker van zijn dat een suppoost is meegeschuifeld en dat de bewakingscamera boven je meekijkt. Voel je dan maar eens onschuldig.

Maar toch, herkijken loont. Elke keer als ik in het Bonnefantenmuseum ben, ga ik naar de afdeling ‘houten beelden’, naar een crucifix van Jan van Steffeswert. Er is niet veel van over: een gepijnigd hoofd en een deel van het kruis. Bij elk bezoek valt me iets anders op. Soms vraag ik me af of ik wel voor hetzelfde beeld sta. Nou en of. Niet het beeld is veranderd, maar ik. Zoals ik twintig jaar geleden, zie Bobrowski, een andere lezer was dan nu. Gelukkig maar.

In het Van Abbemuseum in Eindhoven herkijk ik, koptelefoon op het hoofd, Old House, een anderhalve minuut durende video van Rabih Mroué. Ik zie een oud gebouw instorten en weer herrijzen, steeds opnieuw, met de donkere stem van de kunstenaar als voice-over. Elke keer haal ik er iets anders uit. Het werk is onderdeel van The Way Beyond Art, een tentoonstelling die loopt van 2017 tot 2021. In het Van Abbe geen gehijg over de volgende blockbuster. Kom liever nog een keer kijken naar hetzelfde, lijkt directeur Charles Esche te willen zeggen, je kunt het onmogelijk in één keer hebben gezien. Ook niet in twee keer, trouwens.

Ik lees de programma’s van het nieuwe culturele seizoen en constateer dat ik de must-sees ook dit jaar weer niet allemaal ga halen. Wat evenmin verandert is dat ik Jan van Steffeswert weer ga begroeten, en Rabih Mroué. Ik stap in de auto, druk Klara opzij, schuif Radiohead in de speler, of Little Feat, of Youri Egorov. Op de achterbank ligt Levins molen of een ander boek om te herlezen. Ik zal zachtjes fluiten en mezelf voorhouden dat het leven goed kan zijn, ook als je even verzaakt.