Harrie Geelen past niet in een format

“Ik niet hoefde te leven van mijn tv-werk en dat betekende vrijheid. Ik kon elk moment weglopen”.

Schunck Glaspaleis wijdt een retrospectief aan de in Heerlen geboren regisseur, schilder, illustrator, filmmaker en schrijver Harrie Geelen. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw maakte hij furore met tv-series als ‘Oebele’, ‘Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer’ en ‘Q en Q’. “Ik ben er mee opgehouden toen ze formats gingen verlangen.”

Als Harrie Geelen vroeger uit school kwam, stond er een grote speelgoedmand voor hem klaar. Hij grabbelde erin tot hij iets van zijn gading vond om de rest van de middag aan flarden te spelen. “Dat gevoel van die speelgoedmand heb ik mijn leven lang vast gehouden”, zegt de inmiddels 69-jarige schrijver. Geelen had aan één discipline nooit genoeg, hij schrijft, filmt, componeert, schildert en illustreert. Vandaar dat het multiculturele Schunck Glaspaleis in Heerlen hem nu in al die toonaarden presenteert.
Natuurlijk ziet Geelen het retrospectief in zijn geboortestad als een eerbetoon, maar hij is niet zo happig op terugblikken. “Dat heeft me te veel weg van een geloofsbelijdenis. Alsof ik opeens verantwoording af moet leggen over alles wat ik heb gedaan.”
Neemt niet weg dat Harrie Geelen in zijn door lover grotendeels aan het zicht onttrokken woning in het centrum van Hilversum uren vertelt over een leven lang scheppen. In zijn knusse, wat schemerachtige vertrekken, in een chaos van boeken, schilderijen, tekeningen, stapels papier, snuisterijen en andere persoonlijke parafernalia woont hij samen met zijn vrouw, kinderboekenschrijfster Imme Dros.
Die speelgoedmand stond op hem te wachten in de Ambachtstraat in Heerlen, niet eens zo ver van het toenmalige warenhuis Schunck waar hij met zijn moeder kleren kocht en waar hij met de voltallige tekenclub van het Bernardinuscollege onder leiding van Henk Fonville een panorama van Heerlen schilderde. Tot zijn schoolgenoten hoorden de latere dichter/politicus Manuel Kneepkens en de jong gestorven schrijver/dichter/vertaler Pé Hawinkels.
In zijn roman Het nijlpaard ellende (2004), dat zich in Heerlen afspeelt, wordt een meisje overreden door een kar. De auteur zelf was indertijd de enige getuige van het dodelijk ongeval met een kleine jongen, het beeld is op zijn netvlies gebrand. Hij beschreef het in woorden en beelden, een tekening die hij een leven lang met zich meedraagt. “Dat tekenen zat er al vroeg in. In de Pancratiuskerk was ik blij wanneer we aan de zijkant zaten, naast de kruiswegstaties. Het fascineerde me enorm hoe ze een doorschijnend vel op de enkel van Christus konden schilderen met een blauwe ader eronder.”
Tot zijn zeventiende woonde Geelen in Heerlen. “Eigenlijk woon je niet in Heerlen, maar woon je waar het veilig is”, relativeert hij. “Als kind had je geen idee van Heerlen. Een stad is zo goed als je ouders en ik ben er gelukkig geweest.”
Toen hij in Amsterdam studeerde, overleed zijn vader. Zijn moeder logeerde af en toe in de hoofdstad, zijn zus woonde er al. “Ik ontdekte langzaam dat ik in zekere zin gebrainwashed was. Waar ik vandaan kwam was werkelijk iedereen katholiek.”
Hoewel Geelen vele prijzen kreeg voor zijn prentenboeken en illustraties, geniet hij bij het grote publiek in de jaren zeventig en begin jaren tachtig vooral bekendheid als schrijver van televisieseries als Oebele, Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer,Q en Q en De Dolly Dots. Toch werkte hij het grootste deel van zijn leven in loondienst bij de Martin Toonder Studio’s, waar hij bedrijfsfilms en commercials maakte. In de avonduren schreef hij aan wat hij terugblikkend toch het hoogtepunt van zijn carrière zou willen noemen: Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer. Een tv-serie die vijf jaar lang een generatie aan de buis kluisterde. Eens in de maand op een vrijdagavond begon Geelen te schrijven, maandagochtend werd de aflevering opgehaald. In het laatste seizoen kwam daar ook nog eens het scenario van de serie Q en Q bij, dertien weekafleveringen.
Het budget was zeer armetierig. “De gages waren ook laag, de opnameperiodes kort en de studio’s krap. Ik mocht nooit iets bedenken dat geld kostte. Nooit kon ik iemand met de logge camera’s van die tijd een eindje volgen want alle locaties stonden opeengepakt in een ruimte van pakweg veertien bij veertien meter. En dat terwijl het verhaal zich afspeelde in een soort zeventiende-eeuws land waar volwassenen en kinderen van paleis naar paleis renden, in grotten bij feeën terecht kwamen en in flessen werden bewaard. Allemaal piepkleine setjes. Als iemand de koning had gesproken, kreeg je meteen een shot van de keuken want bij de troon kon je niet wegwandelen terwijl de camera volgde. Het vergde een bepaalde manier van schrijven die me overigens wel lag want ook met commercials was je bewegingsvrijheid gering.”
Regelmatig wordt Geelen gevraagd de serie te opnieuw op te nemen, maar hij heeft er weinig trek in. “Tegenwoordig verwachten ze dan een soort Harry Potterfilm, die meen ik 150 miljoen kost. Belachelijk. In die films kan álles; mijn films waren mooi omdat er juist een heleboel níet kon. Juist die beperkingen hebben zich uitbetaald. Ik liet twee prinsen draaksteken zonder dat je een draak zag, hooguit de suggestie ervan. Had ik die mogelijkheid wel gehad dan zou ik nu worden uitgelachen om een schuimrubberen nepdraak. Daar heb ik dus geen last van.”
Het succes van zijn jeugdseries moet vooral gezocht worden in zijn taalgebruik, meent Geelen. “Dat werd toch uitzonderlijk gevonden. De personages in die nieuwe wereld leken wel mensen maar waren het niet. Ze waren dwerg of waternix of rijksambtenaar en verschilden van elkaar als diersoorten. Een bakker was iets anders dan een prins. Ze hadden hun eigen logica én een geheel eigen vocabulaire. Ik denk wel aan een remake, maar ik zoek naar de juiste beperkingen, naar opvallende maar sobere middelen.”
De populaire jeugdserie Q en Q krijgt in 2009 een remake, maar Geelen liet de kelk aan zich voorbij gaan. In zijn serie ging het heel simpel om twee vrienden die op onderzoek uitgingen. “In de nieuwe opzet horen computers en mobielen en is er opeens wel budget. Alles kan. Heel mooi en hij wordt gemaakt door kundige mensen, maar Imme zei meteen: ‘Geef het maar uit handen. Jij wil het op jouw manier doen en dat willen zij niet. Je gaat je alleen maar ergeren’.”
Geelen: “Tegenwoordig bepalen producenten alles. Schrijvers en regisseurs dansen naar hun pijpen. Met alle respect, maar het is iemand als Joop van den Ende die tegenwoordig de casting doet en niet de regisseur. Kijk wie er tegenwoordig jureren bij wedstrijden om een hoofdrol bij een musical. Niet dat ze nergens verstand van hebben, maar ze denken vanuit het publiek. Ik had tachtig uur film op mijn naam staan zonder ooit van een format te hebben gehoord of een dramaturg te hebben gesproken. Ik ben er ook mee opgehouden toen ze formats gingen verlangen. Ik kreeg onderwerpen opgedrongen en daar paste ik voor. Ik máákte al commercials. Het is wel zo dat ik dankzij het dagwerk bij Toonder niet hoefde te leven van mijn tv-werk en dat betekende vrijheid. Ik kon elk moment weglopen. Zoiets straal je aan alle kanten uit en het gekke is dat het werkt: ze geven je geen bevelen en stúren je ook niet weg.”
Toch werd ‘Hamelen’ van de ene dag op de andere stopgezet. Zonder enige reden, zegt Geelen. “Ze zijn gestopt om niks. Ik wilde verder, de acteurs wilden verder. Maar misschien is het wel goed geweest, mogelijk was het alleen maar slechter geworden.”
Vreemd genoeg zijn bijna alle banden van de serie Hamelen gewist. Alleen de laatste vier afleveringen plus een compilatie zijn nog op dvd beschikbaar. “Het was pure proleterigheid. Van elke overwinning van Gerrie Knetemann zijn de banden wel bewaard.”
Retrospectief ‘Heerlen, Hilversum, Heerlen’ rondom Harry Geelen, van 1 oktober t/m 16 november in Schunck Glaspaleis. www.harriegeelen.nu

Harrie Geelen
Rob de Nijs, Loekie Knol en Martin Brozius op reis met de kinderen van Hamelen. foto Harrie Geelen