In zijn verrukkelijke boek 1913 legt Florian Illies op nonchalante toon parallellen bloot tussen nu en honderd jaar geleden. Nonchalant, want Illies kent de valkuilen. De geschiedenis herhaalt zich, maar nooit op dezelfde wijze.

Volgens de ondertitel was 1913 het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw. Marcel Duchamp had geen zin meer in kunst en ging aan de slag met een omgedraaid fietswiel.  Kazimir Malevitsj schilderde zijn eerste zwarte vierkant. Het was Stunde Null in de kunst.

Maar 1913 is ook het laatste jaar voor de ongekende slachtpartij die we later de Eerste Wereldoorlog zijn gaan noemen. Behalve dood en verderf hangt er ook vernieuwing in de lucht. En dat gaat niet zonder rumoer. Stravinsky’s Le Sacre du Printemps blijkt de kroniek van een aangekondigd schandaal, Schönberg beleeft zijn oorvijgenconcert.

Blauwe ruiter Franz Marc, schilder van ronde vormen en volle kleuren, levert met De wolven ineens een hoekig en naargeestig doek af. Thomas Mann begint aan De Toverberg, zijn collega’s Musil, Joyce en Proust schaven in afzondering aan hun meesterproef. Introspectieve boeken, het zijn de gloriedagen van Sigmund Freud.

1913 is bovenal een neurotisch jaar. In Duitsland gaat de Rijksdag akkoord met een  verzesvoudiging van het aantal soldaten. In Den Haag wordt het Vredespaleis gebouwd met het vooruitzicht op een conferentie in 1915 die de oorlog voorgoed zal uitbannen.

‘Vredeskeizer’ Wilhelm II lijkt vooral geïnteresseerd in uniformen en schepen. Het mooiste van koloniën vindt hij dat je er alleen per schip kunt komen. De keizer van Oostenrijk laat zijn zoon Franz-Ferdinand observeren door als lakeien vermomde psychiaters.

De romantiek wordt verruild voor de moderniteit, de Weltschmerz blijft. Intussen wordt er heel wat afgereisd in het broeierige Europa. Rilke, Schiele, Spengler, Kokoschka, D.H. Lawrence, Trakl, Macke, Benn, rusteloos zijn ze onderweg. Met testosteron als enige vaste reisgezel. Zelfs Kafka gaat op pad, naar zijn Felice. Vergeefs, uiteraard. Dan schrijft hij haar zijn laatste liefdesbrief, 35 kantjes lang.

Illies presenteert een verslavende stroom aan anekdotes. Met dank aan de koffers vol brieven en dagboeken die zijn hoofdpersonen hebben nagelaten. Daaruit ontstaat het beeld van een zelden vertoond relationaal ratjetoe onder kunstenaars en intellectuelen – de omgang met vrouwen verdragen ze alleen met mate. ‘Daarna”, constateert Illies fijntjes bij de dichter Gottfried  Benn, “daalt ook hij weer gelukkig af naar de kelder van zijn eenzaamheid.”

Waar het een drukte van belang is.

Misschien leven we nu in even broeierige en onrustige tijden als toen. Maar wie gaat dat boekstaven, zodat een achterkleinzoon van Illies daar over honderd jaar een smakelijke samenvatting van kan bundelen? Hoe moet dan, met de miljoenen berichtjes en beelden die we 24/7 verzenden, in plaats van lange brieven te schrijven of dagboeken? Bestaan ze nog, de loners die in de kelders van hun eenzaamheid hun meest particuliere gevoelens en gedachten vastleggen, als flessenpost voor latere generaties?

WIDO SMEETS

WORD 1 VAN DE 1000  –  ga naar www.zuiderluchtmoetblijven.eu