Ramsey!

Ik was in Tongeren en las Homo safaricus van Ramsey Nasr. Gekocht na afloop van Geletterde mensen, het theaterstuk waarmee hij met Deus-gitarist Mauro Pawlovski door het land toert. Behalve schrijver/dichter is Nasr ook regisseur, zanger en acteur. In die laatste rol toonde hij in Tongeren met een schuimbekkende monoloog uit Kapitein Zeiksnor & De Twee Culturen een vleug van zijn virtuositeit.
Of er nog meer Nederlanders in de zaal waren, vroeg hij na afloop. Minstens drie uit Maastricht, kon ik bevestigen – de rest van het land ken ik niet zo goed. De zaal was goed gevuld, maar niet iedereen kwam na de pauze terug. Geletterde mensen is een tamelijk bizarre show en Nasr is er allesbehalve een beminnelijke troetelpalestijn.
Enkele weken later werd hij gekozen tot Dichter des Vaderlands, en dat deed me deugd. Ik hou van zijn gedichten, zijn essays, zijn reportages. Maar Nasr was ook mijn favoriet omdat ik het werk van zijn rivalen niet goed ken. Persoonlijke voorkeuren zijn zelden het gevolg van zorgvuldige afweging.
Het waren vooral Vlaamse stemmen waarmee Nasr die dichterstitel binnensleepte. Een vervlaamste Nederlander met een Palestijnse vader als Dichter des Vaderlands: dagen na de verkiezing zag je cultuurrelativisten glimmen van trots. Zelf mag ik onze cultuur graag relativeren, maar trots – nee. Trots ben je hooguit een paar keer in je leven, en zeker niet op bij elkaar gefantaseerde begrippen als het vaderland.

Van mijn vader, die de Duitse bezetting meemaakte, heb ik geleerd dat ‘vaderland’ vooral een dubieus begrip is. En welk een mentale diarree de combinatie vaderland en poëzie kan opleveren, weten we sinds de Eerste Wereldoorlog. Persoonlijk beschouw ik poëzie, ook die van de lichte soort, als een serieuze zaak, terwijl ik het vaderland altijd associeer met slapstick, met figuren als prins Bernhard, H.J. Bussink en Rita Verdonk.
En het bronsgroen eikenhout natuurlijk.
In het dezer dagen jubilerende Limburgs volkslied staat dat ergens in het bronsgroen eikenhout een vaderland schuilgaat. Als kind lag ik er nachten van wakker, want in zo’n donker bos gebeurt van alles. Zelfs dat immer zingende nachtegaaltje vertrouwde ik niet. Maar dat was vroeger. Tegenwoordig buig ik diep voor volwassen mensen met verantwoordelijke banen die met stramme schouders staan te zingen over die nachtegaal in dat eikenhout en dat nog immer onontdekte vaderland.
Ramsey Nasr kan daar niets aan doen, die heeft geeneens een vaderland. Dat van zijn moeder keek de andere kant op toen dat van zijn vader door Israëlische granaten aan flarden werd geschoten. Op de Belgische tv zag ik hem daar verstandige dingen over zeggen. Op de Nederlandse tv werd hij niet gevraagd. Hij was toen nog geen Dichter des Vaderlands.
Dat wordt nu anders. Reken erop dat Nasr bij de volgende Israëlische vergeldingsactie aan het dichten slaat. En dat zijn poëzie van een ander kaliber is dan die van zijn rijmelende voorganger. Laat maar komen, deze dichter zonder vaderland.