Ze houdt van lezen en ze gelooft in de kracht van het geschreven woord. Eveline Aendekerk, de eerste vrouwelijke directeur van de CPNB, wil jongeren op hun eigen manier aan het lezen krijgen. En het gemor over het Boekenbal mag blijven, vertelt ze aan ADRIENNE PETERS. “Naast kwaliteit gaat het ook om commercialiteit.”

Ze is begonnen in zowat de drukste periode van het jaar. Sinds haar aanstelling in september heeft CPNB-directeur Eveline Aendekerk vijf campagnes achter de rug. Ze wordt een beetje geleefd, zegt ze. En thuis wordt geklaagd, voegt ze er lachend aan toe.

Haar vorige werkende leven speelde zich af in een andere sector met een andere thematiek. Elf jaar lang leidde ze Dance4Life, een Nederlandse organisatie die de verspreiding van hiv tegen wil gaan met seksuele voorlichting aan jongeren. Toch lijken CPNB (Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, de organisatie achter onder meer de Boekenweek) en Dance4Life op elkaar. Beide organisaties werken met een klein team en een beperkt budget in een complexe omgeving, voortdurend manoeuvrerend tussen tal van belangen. Ook vergelijkbaar: de doelstelling om jongeren aan te zetten tot ander gedrag. Het gebruik van een condoom bij Dance4Life, of het lezen van een boek bij CPNB.

Die jongeren besloot ze in haar nieuwe job bij de stichting CPNB maar meteen aan te spreken. Tijdens een interne brainstorm over hoe je de jeugd aan het lezen krijgt, legde ze de vraag voor aan een handvol tieners. Vertel ons over boeken op de plekken waar we ons bevinden, leerde ze van hen. Op YouTube bijvoorbeeld, via een influencer. Zet zo’n influencer in bij een signeersessie in een boekenwinkel en de jeugd komt er op af. Met in hun kielzog de ouders. “We zijn daarin wat ouderwets, maar het gaat echt om de personality”, legt Aendekerk uit. “En daar móeten we op inspelen. Als ik iets geleerd heb over gedragsverandering bij mijn vorige baan: eerst zorgen voor aansluiting, dan pas ombuigen.”

Het eerste literaire boek dat Eveline Aendekerk (Roermond, 1971) las, was Turks Fruit van Jan Wolkers. Veertien was ze. Een onzekere puber, te jong nog voor dit boek, maar ze vond het ge-wel-dig. “Als je het hebt over wat een boek kan doen: door het lezen trad ik de grote wereld binnen. Stiekem, op de zolder van mijn ouders. En Turks Fruit heeft mijn liefde voor Amsterdam aangewakkerd.”

Ze groeide op in Herten, bij Roermond, en in Oosterhout. Een warme jeugd met een hechte familieband. Ze herinnert zich de kermis, vlaai eten bij oma. En carnaval natuurlijk. Het hele gezin deed mee aan de optocht, in de door haar tante, die naaister was, gemaakte pakjes. Toen ze zes was kreeg haar vader een baan in Dordrecht, maar wonen boven de grote rivieren was hem een stap te ver. Hij had moeite met de Westerse cultuur waar mensen de dingen recht in je gezicht zeggen. Dus werd het Oosterhout, in Brabant. De eerste keer dat hij naar de bakker ging, bestelde hij een ‘gries mik’, dat verstond natuurlijk niemand.

Bij dochter Eveline was het anders, bij haar kon het avontuur niet groot genoeg zijn. Zodra ze op tienertoer kon, was ze weg. Naar Amsterdam, de stad die op haar een magische aantrekkingskracht had. De stad waar je jezelf kon zijn. Want, hoe fijn de herinneringen aan het zuiden ook zijn, er wordt op je gelet. En dus houd je, hoe je het ook wendt of keert, rekening met wat ‘men’ ervan vindt.

Ze zocht een studie die ze alleen in die stad kon doen, de Amsterdamse Academie voor Bank en Financiën. Daarna ging ze als bedrijfskundige aan de slag bij accountantskantoor KPMG. Op haar dertigste trad ze toe tot de directie van internetbureau Lost Boys, een vrouw aan het hoofd van een bedrijf in de wereld van toys & boys. Ze deed een aantal reorganisaties, moest mensen ontslaan. Een tijdlang ging ze op in de ratrace van hard werken en geld verdienen, tot ze in een situatie belandde die ze niet in de hand had.

Ze wilde kinderen, maar het lukte niet om zwanger te worden. Paniek. Stel je voor dat ik nooit moeder word? Het idee benam haar bijna de adem. Wat was dan haar ‘raison d’être’? In elk geval niet Lost Boys, zoveel was duidelijk.

Ze zegde haar baan op en ging een jaar in Bolivia aan de slag, op een schooltje, als bibliotheekjuf. Ze zette een lesprogramma op om de kinderen, die alleen maar naar Shrek-films keken, nog enigszins op te leiden tot kritische burgers. Ze leerde hen kranten lezen en besprak met hen het laatste nieuws. Bestudeerde landkaarten met hen, en leerde ze vragen te stellen. Klein en eenvoudig, maar ze zag wat het met de kinderen deed, het deed hen een centimeter groeien. Toen ze terugkwam, wilde ze iets met leiderschap bij een jongerenorganisatie. Zo kruiste Dance4Life haar pad. Met haar vriendje was het intussen weer aan, inmiddels heeft ze twee kinderen.

Eveline Aendekerk: “Het Boekenbal is het vieren van het schrijversvak, dat heeft toch iets magisch? Laten we dat vooral zo houden

Haar grootste uitdaging bij CPNB, behalve jongeren aanzetten tot lezen, is om scherpte in de organisatie te krijgen: waar zijn wij nou van? “Hebben wij een campagne om ontlezing tegen te gaan die zegt ‘lezen is goed voor je’? Of een campagne om meer boeken te verkopen die zegt ‘ga nu naar de boekhandel’?” Waar haar eigen voorkeur naar uitgaat, vindt ze niet interessant. Wat de convenantpartners vinden des te meer (zie kader).

Campagnes hebben zeker bestaansrecht, reageert Aendekerk op kritiek uit het veld, met alleen de Boekenweek red je het niet. Ook al is de Boekenweek een begrip, lezen is meer dan alleen literatuur. Uit onderzoek blijkt dat de Kinderboekenweek het belangrijkste merk is in de promotie van het lezen.

Over het thema van de Boekenweek 2019, ‘De moeder de vrouw’, uit het befaamde ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’-gedicht van Martinus Nijhoff, stuurde ze nog vóór haar aantreden een enthousiaste tweet de wereld in. Dat ze met zo’n prachtig thema en zo’n mooie essayist, Murat Isik, met de neus in boter viel als aankomend directeur.

Dat een deel van schrijvend en uitgevend Nederland daar anders over dacht, bleek uit een open brief in NRC. Zo’n driehonderd auteurs en uitgevers verweten CPNB dat die met dit thema “genderongelijkheid in het literaire veld bestendigt”. En daar ook nog eens een man, Isik dus, over laat reflecteren.

Achteraf hadden ze het misschien moeten aanvoelen, filosofeert Aendekerk, maar het was nooit de intentie van CPNB om de vrouw weg te zetten als moeder. “Terwijl ik dit zeg, denk ik: een ode aan de moeder, hoe kun je daar nu op tegen zijn? Als we mannen nu lieten schrijven over hoe het is om moeder te zijn, dat is een ander verhaal.”

Ze is gewend aan activisme uit haar vorige baan, toch verbaasde haar de felheid van de reacties en de manier waarop die verwoord werden. “Ik miste de dialoog vooraf, het was meteen out in the open. Persoonlijk vind ik dat weinig constructief maar ik dacht ook: oké, zo gaat dat blijkbaar in deze sector.” Dat gesprek kwam na de open brief in NRC, en leidde vrijwel meteen tot goede afspraken.

Een andere kritiek op CPNB is dat ze overwegend mannelijke auteurs vragen voor het Boekenweekgeschenk. “Tot voor kort was dat misschien zo”, zegt ze, “maar als je vijf jaar terugkijkt dan zijn er best veel vrouwelijke auteurs. Zeker als je alle andere campagnes erbij betrekt en die doen er net zo goed toe.” Ze somt het lijstje op. Twee jaar geleden schreef Esther Gerritsen het Boekenweekgeschenk, dit jaar Griet Op de Beeck. Voor de Kinderboekenweek waren dat een man en een vrouw, voor de Maand van de Geschiedenis Nelleke Noordervliet. Daphne Deckers was schrijfster van dienst bij de Maand van de Spiritualiteit, volgend jaar is dat Stine Jensen. “We zijn ons nu nog bewuster van een goede balans. Maar we moeten ook pragmatisch zijn. Naast kwaliteit gaat het ook om commercialiteit: vanwege die collectiviteit moet het een goede schrijver zijn maar ook een naam die iets doet bij het publiek. En, weet je, ik wil ervoor waken dat het alleen maar sociaal en politiek correct wordt. Alleen inzetten op vrouwen omdat het sociaal wenselijk is, daar is niemand bij gebaat.”

Ook aan het Boekenbal, dat de Boekenweek opent, wordt niet getornd, ondanks het twijfelachtige imago dat het schrijversfeestje heeft opgebouwd. Aendekerk is er niet van onder de indruk. “Sinds het bestaat is er gedoe en gezeur over: elitair, feestende schrijvers die voor relletjes zorgen in de media. Nou ja, het hoort er blijkbaar bij. Tegelijkertijd wil echt iederéén erbij zijn. Het Boekenbal is het vieren van het schrijversvak, dat heeft toch iets magisch? Laten we dat vooral zo houden.”

Als ze vijf jaar verder is, hoopt ze dat er veel reuring is over het boek, dat het leeft. Dat de omzet in de sector liefst gestegen is, maar zeker niet gedaald. Hoe het dan zit met de beeldvorming over CPNB? “Ik hoop dat mensen zeggen: wat een frisse, hardwerkende, kritische club die snapt wat een lezer nodig heeft. Een club van deze tijd, dat vind ik erg belangrijk. CPNB is totaal van deze tijd!”

De Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) is opgericht in 1930 en zet zich in voor de promotie van het Nederlandse boek. Bekende campagnes zijn onder andere de Boekenweek, Kinderboekenweek, Nederland Leest, Spannende Boeken Weken en de Boekenweek voor Jongeren. Het is een stichting zonder winstoogmerk die deels wordt gefinancierd door de aandeelhouders: een collectief van uitgeverijen, de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) en de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (KVB).