Nog voor er zekerheid komt over het voortbestaan van de Jan van Eyck Academie heeft de nieuwe directeur Lex ter Braak een ingrijpende transformatie ingezet. “Verandering moet betekenis hebben, een acceleratie moet aansluiten op een bestaande situatie. Ik ben geen prins die verstokte Doornroosjes wakker kust.”

“Het is écht waar: het zat altijd al in mijn hoofd nog eens iets in de regio te gaan doen. Gek genoeg dacht ik dan steeds aan Museum van Bommel van Dam in Venlo. Waarom? Niet zozeer vanwege die mooie naam, maar omdat het zo’n afzijdig museum is, in positieve zin, dat altijd een onafhankelijke koers vaart, met eigenzinnige keuzes. Maar de Jan van Eyck Academie beschouw ik als de hoofdprijs.”

In zijn nadagen bij het Fonds BKVB (Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst) werd Lex Ter Braak gepolst door de Jan van Eyck Academie om de zittende directeur Koen Brams op te volgen. De loopbaan van Ter Braak lijkt bepaald door veranderingen. Eerst was hij een tijdlang leraar en kunstenaar, daarna trok hij als directeur van de ene plek naar de andere, plekken waar overal het nodige gedaan moest worden: van het Gymnasium Felisenum in Velsen dat onder de opheffingsnorm was beland via het wat weggezakte Museum De Vleeshal in Middelburg naar het Fonds BKVB dat in 2000 met een grote bezuiniging te maken kreeg.

En toen kwam de Jan van Eyck Academie.

“Ook in het noorden was doorgedrongen dat de Jan van Eyck Academie de laatste jaren van de haar omringende wereld was afgedreven. Ik wilde langs die lijn niet verder gaan. Elke instelling moet zich verhouden tot de haar omringende wereld, dat is voor mij een sociologische natuurwet. Gelukkig vond ook het bestuur dat het tijd was voor een koerswijziging richting de wereld, dus ook zonder de nu opgelegde bezuinigingen zou de Jan van Eyck die koers hebben gekozen. Het enige verschil is het tempo. De actualiteit gebiedt ons om haast te maken.”

Naast de Rijksacademie en De Ateliers, beide in Amsterdam, is de Jan van Eyck Academie de derde post-academische kunstopleiding in Nederland. Gedrieën bieden ze onderdak aan ongeveer 120 deelnemers , die staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD, Cultuur) terug wil brengen naar 50. Hetgeen betekent dat minimaal een of wellicht twee van de drie de poorten moet(en) sluiten.

In zijn beleidsplan De levende spiegel. Kunst in de wereld (2013-2016) gaat Ter Braak ervan uit dat de Jan van Eyck Academie (JVE) in afgeslankte vorm blijft voortbestaan. Het budget gaat terug van 2,6 naar 1,5 miljoen, het aantal deelnemers daalt van 50 naar 20, van de 21 werknemers zal een deel zijn baan verliezen. Ook heeft hij het beleid drastisch veranderd en gekozen voor een nieuw model om het talent van jonge kunstenaars verder te ontwikkelen.

Strijdlust en enthousiasme bij Ter Braak en zijn medewerkers zijn er allemaal niet minder om. Nog voor het nieuwe beleidsplan was afgerond trokken zij als een tornado door het gebouw. Kantoren, studio’s en auditorium werden vernieuwd, binnenkort krijgt ook de centrale hal een ander gezicht dat vooral meer openheid moet uitstralen.

Waar veel kunstinstellingen, ook hier in de regio, defensief reageren op de bezuinigingen, kies je vol voor de aanval.

Lachend: “De aanval is de beste verdediging.” Dan, serieus: “Ik ben niet iemand die per definitie de boel komt veranderen. Verandering moet betekenis hebben, een acceleratie moet aansluiten op een bestaande situatie. Ik ben niet de prins die verstokte Doornroosjes wakker kust, hier stond iedereen klaar om aan de slag te gaan. In dit geval wil ik Gerrit Zalm citeren : ‘Never waste a good crisis’. Maar de urgentie en de noodzaak om de koers bij te stellen waren er al.”

De verhuizing van Amsterdam naar Maastricht is Ter Braak naar eigen zeggen goed bevallen. Zowel binnen de Jan van Eyck als bij stad en provincie, belangrijke partners in deze onzekere tijden, trof hij “grote ambitie en veel elan aan. De wil om deze regio internationale betekenis te geven op het gebied van kunst, cultuur en wetenschap is groot. Men wil samenwerken, meer dan elders in het land, en er is sprake van stroomlijning van de plannen. Het zijn moeilijke tijden en er is weinig geld. Maar het gaat om ideeën, om ambitie. Ambitie is het voertuig, geld de benzine, en die kun je ook op andere plekken krijgen dan bij de overheid.”

In die geest werkte Ter Braak in zijn jonge jaren ook, toen hij praktiserend kunstenaar was. Hij tekende en schilderde, om zijn werk aan de man te brengen had hij een eigen kunstuitleen. Het leverde hem, begin jaren tachtig, zo’n 1000 gulden per maand op. “Niemand heeft een werk ooit teruggebracht, ook niet toen ik ermee ophield.”

Hebben de regionale ambities je verrast?

“Mijn referentie van de regio was Middelburg, jaren negentig. De vergelijking is niet helemaal eerlijk, Middelburg is kleiner dan Maastricht en de drive en de allure zijn ook daardoor van een andere orde. In Middelburg moest je elke centimeter bevechten, hier krijg je meters geschonken. Met de Hogeschool Zuyd en de universiteit is de infrastructuur rijker. Dat geldt ook voor de mensen, en het leven in het algemeen. Het joie de vivre, de volle terrassen in de zomer. Ja, die heb je in Amsterdam ook, alleen zijn het daar vooral jongeren, hier is het publiek meer gemengd. In combinatie met dat zangerige Limburgs, zoals laatst bij een bijeenkomst van VIA218, voel ik me daar heel prettig bij.”

Als je de mensen op die terrassen vraagt wat er in de JVE gebeurt, krijg je een honderd procent score: ‘Geen idee.’ Hoe ga je dat beeld veranderen?

”Door te doen. Ik geloof niet in strategische imagoveranderingen. Het is geprobeerd bij de politie, bij de leraren, waar niet al. Die campagnes werken niet. Mensen blijven bij dezelfde gedachten, tenzij ze geconfronteerd worden met een andere praktijk.”

Geef eens een voorbeeld.

“Door een voorbeeld te stellen, zien wordt dan geloven en weten. Ik geloof sterk in de mogelijkheden van de mens om zich te verbeteren, en dat te laten zien. Ik kan hier moeilijk een bord op de gevel hangen met als opschrift: ‘Wij zijn leuk.’ We zullen als JVE dus moeten samenwerken, initiëren, ons manifesteren. Daar komt bij dat meer dan voorheen het naar buiten treden onderdeel van het kunstenaarschap is geworden.”

Voor Ter Braak is het een prioriteit om de JVE weer te openen naar de wereld. “Ik heb wel eens geroepen dat ik Joost Zwagerman wilde binnenhalen, alleen al om te laten zien dat je ook op een andere manier over kunst kunt praten. Een sterk punt van de Jan van Eyck Academie is dat het nadenken over en het reflecteren op kunst van het begin af aan een vast onderdeel van haar programma is geweest. Dat wil ik dan ook voortzetten, alleen gevarieerder, vanuit meer invalshoeken. Reflectie openbaart de mogelijkheden van de kunst.”

Het nieuwe beleidsplan moet voor een ommekeer zorgen. Hoe dan?

“Wij willen een open, op de wereld gerichte instelling zijn. De spiegel in het beroemde dubbelportret Giovanni Arnolfini en zijn bruid Jeanne gemaakt door Jan van Eyck in 1434 is ons voorbeeld. In die spiegel toonde Van Eyck zichzelf en plaatste hij zich in de wereld. Wij willen meegaan in interessante onderwijskundige ontwikkelingen zoals de I-Arts opleiding. Daarvoor hebben we de Hubert van Eyck Academie opgericht. Wie op de Jan van Eyck Academie verblijft, zal zich ook tot de wereld gaan verhouden en deel uit maken van een van de In-Labs. De theorievorming op de JvE zal plaatsmaken voor reflectie, reflectie op beeld en taal, op kunst en werkelijkheid, op de kunstenaar en het publiek. Niet kunst en analyse zullen centraal staan, maar kunst en de wereld. Zoals Nietzsche schreef: de wereld bestaat uit relaties, zonder relaties geen wereld. Het gaat om het samengaan van denken en doen. Door alleen te denken of alleen te doen blijf je steken in gesloten werelden. Het is de neo-platoonse combinatie de ‘vita activa’ en de ‘vita contemplativa’. Ook in de oude joodse tradities vallen doen en denken samen.”

Ter Braak heeft de ‘nieuwe’ Jan van Eyck opgebouwd rond vijf laboratoria die het materiële en experimentele samenbrengen. Ze zijn genoemd naar erflaters uit de regio wier namen verwijzen naar de disciplines, zoals het Charles Nypels Lab (typografie, vormgeving), het Heimo Lab (hout-, metaal- en kunststofbewerking), het Werner Mantz Lab (fotografie, film, video- en geluidskunst) en het Pierre Kemp Lab (werkplaats voor de geest, met de grootste kunstbibliotheek van de Euregio). Ten slotte is er nog het vijfde In-Lab, een open, interdisciplinair laboratorium waarvan zelforganiserende kunstenaars de spil vormen.

Met dit plan keert de JVE terug naar haar wortels.

“Deels. De werkplaatsen zijn weer terug in de academie als werk- en ontmoetingsplaatsen voor innovatie. Tegelijk moeten we ons onderscheiden van de andere twee post-academische instellingen, de Rijksacademie en de Ateliers. In Amsterdam zit je in een rijke beeldende-kunstomgeving, alles ligt op fietstafstand. Dat is hier minder het geval. Wil je in Maastricht tot een betekenisvolle plek voor kunstenaars komen, dan moet je een bijzonder curriculum hebben. De geschiedenis van de Jan van Eyck Academie en het nieuwe beleidsplan voorzien daarin. ”

Hoe groot acht je de overlevingskansen voor de JVE?

“Als we de aangevraagde plaatsen voor twintig deelnemers krijgen, dan is er de mogelijkheid van een nieuwe toekomst. Krijgen we die niet of minder dan wordt het lastig tot onmogelijk. De kritische ondergrens voor het geheel is 1,5 miljoen euro per jaar, geld dat moet komen uit Den Haag, aangevuld met bijdragen van stad en provincie en met wat we zelf gaan verdienen. Verder teruggaan dan dit plan is nauwelijks denkbaar, een opleiding is meer dan een gebouw met ateliers waarvoor kunstenaars ergens hun sleutel kunnen komen ophalen. Er moet een programma aangeboden worden, de labs moeten bemand zijn enz. Ik ben redelijk optimistisch over onze kansen, omdat jonge kunstenaars wat te kiezen moeten hebben, vanwege de nagestreefde regionale spreiding en natuurlijk ook vanwege de kwaliteit van het instituut en het beleidsplan.”

In mei komt de Raad voor Cultuur met zijn advies, dat door staatssecretaris Zijlstra zal worden overgenomen. Echt zeker is de zaak pas op Prinsjesdag. Hoe het ook afloopt, de komst van Lex ter Braak zal niet onopgemerkt blijven. De transformatie is zichtbaar, de wil om te veranderen aangetoond. De komende maanden wordt het Jan van Eyck Café ingericht, en gaat de Jan van Eyck Cultuurwinkel van start, waar regionale probleemstellingen worden onderzocht. “Het lijkt misschien alsof ik alles ondersteboven haal”, zegt Ter Braak, “maar in wezen sluit ik aan bij haar eigen traditie.”

De JVE moet kortom weer reuring veroorzaken die tot buiten hoorbaar is.“Ik zie het voor me hoe schrijvers en dichters naar het Charles Nypels Lab komen om hun nieuwe publicaties te begeleiden. Net als een drukkerij in de renaissance.”

Lex ter Braak (Bussum, 1950)

1975 Nederlands en literatuurwetenschappen Universiteit van Amsterdam

1977-1989 Rietveld Academie Amsterdam

1977-1989 kunstenaar / leraar Nederlands Gymnasium Felisenum in Velsen

1989-1993 rector Gymnasium Felisenum

1994-2000 directeur Museum De Vleeshal Middelburg

2000-2011 directeur Fonds BKVB Amsterdam

sept 2011 directeur Jan van Eyck Academie Maastricht

De Hubert van Eyck Academie

Hubert van Eyck (ca 1366-1426) was de ietwat mysterieuze broer die Jan van Eyck onderwezen zou hebben in het maken en gebruiken van zijn nieuwe vinding: verf op basis van olie. Zoals bij de (waarschijnlijk) in Maaseik geboren broers onderzoek en onderricht samen gingen, zo wil de onlangs opgerichte Hubert van Eyck Academie kunstonderwijs aanbieden. Formeel mag de Jan van Eyck Academie dat niet; als postacademische opleiding moet die zich concentreren op onderzoek en ontwikkeling.

Met de oprichting van de Hubert van Eyck Academie als ‘zusterbedrijf’ kan de Jan van Eyck aansluiten bij het prestigieuze I-Arts project, waarin verder Hogeschool Zuyd (kunstacademie, toneelacademie en conservatorium) en de faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen zitten. Doel is om de opleidingen ook fysiek bij elkaar te brengen, in het Eiffelgebouw, de voormalige Sphinx-fabriek in Maastricht-Noord. Vooralsnog ontbreken echter de financiële middelen.

Historie JVE

Een priester, een architect en een kunstenaar kwamen in augustus 1928 te spreken over de situatie van de kunsten in Limburg en de noodzaak van de oprichting van een kunstacademie. Zonder concreet resultaat gingen Leo Linssen, Alphons Boosten en Jan Engelman weer uit elkaar.

Twintig jaar later was de urgentie hoger. Steeds meer kunststudenten vertrokken naar elders om zich te bekwamen in hun vak, de zogenaamde ‘Amsterdamse Limburgers’ waren de verpersoonlijking van deze artistieke brain drain.

In december 1947 kwam het wél tot de oprichting van een academie voor fijne en toegepaste kunsten. Een van de gangmakers was – opnieuw – pastoor Leo Linssen, hij werd de eerste directeur. Zo werd de Jan van Eyck Academie de katholieke tegenvoeter van de statelijke Rijksakademie (1870) in Amsterdam met een pastoraal karakter. Het geld kwam van overheid, provincie en stad, met een minimale bijdrage van de kerk. In ruil daarvoor liet het bisdom vastleggen dat de studenten zouden worden onderwezen in het restaureren en decoreren van in de oorlog beschadigde kerken. In zijn openingsrede positioneerde pastoor/directeur Linssen de JVE als een geestelijke en mentale ontmoetingsplaats en een centrum van internationale relaties

Sinds 1991, Jan van Toorn is dan directeur, richt de JVE zich op fijne kunsten, vormgeving en theorievorming. De opleiding wordt internationaler, meer een plaats voor reflectie en debat dan een klassieke kunstopleiding. Tien jaar later werd de JVE een postacademische instelling die zich richt op onderzoek en productie. Studenten heten nu ‘onderzoekers’, de meesten komen uit het buitenland. In 2011 wordt directeur Koen Brams na tien jaar afgelost door Lex ter Braak. In dezelfde periode presenteert staatssecretaris Zijlstra (cultuur) zijn bezuinigingsplannen waardoor de JVE met sluiting wordt bedreigd.