Kunsten hebben ons veel te bieden, ook in tijden waarin we ons bestaan niet op orde hebben, meent MAARTEN DOORMAN. ‘Niet alleen als troost en afleiding, ook als oefening om met alle nieuwe onzekerheden om te gaan.’

Uitgerekend op de dag dat de langverwachte overzichtstentoonstelling van Nam June Paik in het Stedelijk Museum zou openen, ging het museum dicht, zoals alle kunstinstellingen in Nederland. Ook Nam June Paiks kleine, ronde jaren-zeventig tv-toestel, waarop gewoonlijk de antieke boeddha live naar zichzelf op het beeldscherm zit te staren, werd niet aangezet. De camera filmde niet. Het scherm bleef op zwart.

Vreemd genoeg voegde de doodgeboren dag op deze manier iets aan de beroemde installatie toe. De kracht van de TV Buddha schuilt als bij veel goede kunstwerken in zijn eenvoud, die tegelijk complex is, in ‘eenvouds verlichte waters’ zoals Lucebert ooit zo mooi dichtte. De afgelopen decennia hebben dan ook flink wat interpretaties van dit werk opgeleverd. Het zou bij voorbeeld gaan om een verzoening tussen oost (boeddhisme) en west (televisie). Of een kritiek zijn op de lege leegte van de massacultuur die zich letterlijk spiegelt aan de volle leegte van meditatie. Het zou de ondermijning kunnen zijn van een klassiek filosofisch onderscheid, dat tussen subject en object; want wie keek hier nu naar wie, wie was kijker en wie bekekene (en dat alles nog eens in het oog en het hoofd van een derde: de toeschouwer)? Was het een lofzang op de technologie of juist kritiek?

Stilte is niet de afwezigheid van geluid, maar het ontbreken van geluid waar je het verwacht, of net nog hoorde.

De boeddha zweeg. En mediteerde ondertussen rustig door, ook toen hij op deze vrijdag de dertiende niet het middelpunt van de belangstelling werd en de blik naar binnen gekeerd bleef. Dat moment, zou je kunnen denken, was een moment van verlichting, juist omdat het licht niet aan ging en niemand kon zien wat voor een groot publiek bedoeld was. Stilte is niet de afwezigheid van geluid, maar het ontbreken van geluid waar je het verwacht, of net nog hoorde of zo meteen weer horen zult. Leegte is het wegblijven van iedereen bij de opening. Helemaal zen, als het legendarische klappen van één hand.

Nam June Paik, TV-Buddha, 1974.
Collectie Stedelijk Museum Amsterdam. Foto Stedelijk Museum Amsterdam

Zo bezien leek het even of corona de kunst niet klein kon krijgen. Maar dat is een wel erg optimistische gevolgtrekking. Want ondertussen zijn toeschouwers en museum gedupeerd, zoals overal, en minstens even erg: de kunstenaars. Wie kunst wil zien of horen of meemaken, is nu uitgeleverd aan niet meer dan een digitale registratie ervan – misschien valt dat wel onder de voorspellende kracht van de TV Buddha. Hoe dan ook: voor wie kunst, theater en muziek iets betekent is dit een rampzalige periode.

Toch kun je je afvragen hoe erg dit is in een tijd waarin we naarstig op zoek zijn naar medicijnen, ziekenhuisbedden, middelen van bestaan, werk, school, beweging en frisse lucht. Moeten we dan jammeren over het gemis aan kunst? We hebben de literatuur nog en verder, is kunst niet datgene wat iets aan ons bestaan toevoegt wanneer we dat bestaan op orde hebben, wat nu helaas niet het geval is? Moeten de kunsten niet even op de reservebank wachten tot de maatschappij weer een beetje draait?

Ik weet het niet. Als we konden kiezen wellicht, maar er zijn geen directe oplossingen voor alle problemen en van de tijdelijke en provisorische oplossingen zijn we helemaal niet zo zeker als we zouden willen. Precies hier zou kunst een rol kunnen spelen. Ik bedoel niet dat de creativiteit van de kunstenaar oplossingen brengt, want die zullen toch echt van wetenschappers en verstandige bestuurders moeten komen. Ik bedoel dat kunst waardevol kan zijn omdat we ervan leren met dingen om te gaan die we niet goed begrijpen. Omdat kunstwerken ons trainen te leven met ambivalenties, oordelen op te schorten, betekenis te geven aan onheldere situaties.

Sinds kunstenaars zich niet meer verplicht voelden de regels te volgen en zelf hun regels begonnen te stellen, dus sinds de romantiek, veranderde iets in de kunst. Mozart componeerde nog in opdracht, Beethoven alleen wanneer hij door inspiratie werd aangeraakt. Voor schilders gold hetzelfde. Kijk hoe William Blake plotseling losging in reeksen visionaire tekeningen vol tekst van gene zijde, en ook voor dichters gold het; allen begonnen hun eigen regels te stellen en de lezer, luisteraar of toeschouwer moest voortaan die regels proberen te doorgronden voor hij of zij iets met dat kunstwerk kon. Het klassieke schoonheidsideaal viel in duigen.

Vanaf die tijd wordt kunst experimenteel en dat zou ze blijven, in de negentiende en in de twintigste eeuw, tot op heden. Deze enorme vrijheid was zowel een zegen voor de kunstenaar, die nu alle kanten op kon, als een vloek, juist omdat nu alles mogelijk werd en daarom arbitrair dreigde te worden. Hetzelfde gold voor het publiek: de rijkdom aan mogelijkheden nam toe, maar ook ontstond de opgave, een nieuwe taak, om betekenis te verlenen aan iets waarvan de regels ongeschreven waren. En al kwam de avant-garde met tijdschriften en pamfletten om uit te leggen waar het om ging, en al bloeide de kritiek, het publiek moest vanaf nu vooral zelf aan het werk.

De Franse filosoof Roland Barthes zou dat later nog eens op een nieuwe manier belichten. Hij sprak in zijn gelijknamige geschrift uit 1967 van De dood van de auteur, met daarin de beroemd geworden zin: ‘De geboorte van de lezer moet worden betaald met de dood van de schrijver.’ Met andere woorden, de bedoelingen of het leven van de auteur doen er niet toe, het gaat, zo gauw het werk voltooid is, alleen nog maar om de interpretatie ervan (en dus ook het genieten, ondergaan, bespreken, bezoeken, lezen, beluisteren).

Kunst is altijd ambigu: je leest niet wat je leest want er staat niet wat er staat.

Daarin schuilt niet alleen het plezier, maar ook de betekenis van kunst. De kunstenaar doet de ene helft, daarna gaat de ander ermee aan de slag. Om die reden is kunst altijd ambigu: je leest niet wat je leest want er staat niet wat er staat. Je ziet een boeddha voor een tv-toestel maar het is (ook iets) anders. Het is aan ons om te bedenken wat. Veel mensen voelen zich in verlegenheid gebracht, omdat ze denken dat ze een kunstwerk niet snappen of omdat ze het niet mooi vinden. Maar kunst is geen raadsel met een oplossing, geen enkele interpretatie is fout. En ze hoeven het niet mooi te vinden; het kan ook intrigeren, pijn doen, aan het lachen maken of aan het denken zetten. Waar het om gaat is dat van ons gevraagd wordt op een onbevangen manier betekenis te geven aan wat we niet goed snappen.

Dat is precies wat in deze tijden van ons gevraagd wordt. Het coronavirus is geen kunstwerk, en de catastrofes die eruit voortkomen evenmin. Maar wanneer wij telkens begrijpelijkerwijs zo ontzettend naar meer helderheid en zekerheid verlangen, dan zijn degenen die hun ergernis over ambivalentie en onzekerheid kunnen relativeren misschien beter af. En daarin kunnen de kunsten iets voor ons betekenen, ze oefenen ons erin en bieden bovendien vaak verhalen of perspectieven om die gevoelens een plaats te geven.

Zo lezen we in Tolstoi’s Oorlog en vrede hoe allerlei individuen telkens hun wereld op een eigen manier beleven zonder enige notie te hebben van wat je de troepenbewegingen in het groot zou kunnen noemen. Of onderga je in Samuel Becketts geweldige Eindspel de absurditeit van het bestaan wanneer Hamm die niet kan lopen zijn bediende Clov treitert (die niet kan zitten) terwijl zijn ouders af en toe met hun hoofd uit een vuilnisbak tevoorschijn komen om het allemaal nog wat erger te maken. En heb je in Bachs Johannes Passionook als niet-gelovige religieuze (of ambivalente) ervaringen van lijden en gemis die nog niet zo makkelijk te beschrijven zijn, zoals anderen dat wellicht met Beyoncé zullen hebben.

Waar het om gaat is dat de kunsten ons hier veel te bieden hebben, niet alleen als troost en afleiding, maar ook als oefening om met alle nieuwe onzekerheden om te gaan. Als het klappen van één hand.

 

***

Maarten Doorman

Maarten Doorman is schrijver en dichter. Hij doceert filosofie aan de Universiteit van Maastricht. Zijn meest recente boeken zijn De navel van Daphne. Over kunst en engagement (2016) en Dichtbij en ver weg. Opstellen over kunst, filosofie en literatuur (2018). www.maartendoorman.nl

De grote overbodige was de tweede aflevering in de reeks Kunst en crisis van kunstencentrum West in Den Haag.