Erg veel naamsbekendheid geniet de Maastrichtse ontwerper Edmond Bellefroid (1893-1971) niet. Volgens kunsthistorica Charlotte Scharmann komt dat omdat Maastricht niet genoeg werk maakt van haar aardewerkgeschiedenis.De Edmond Bellefroid op de zelfportretten is geen vrolijke man. De mondhoeken wijzen naar beneden. De ogen staan diep in het hoofd en stralen iets weemoedigs uit. En toch, zegt de Maastrichtse kunsthistorica Charlotte Scharmann, die de kunstenaar en zijn werk jarenlang onderzocht, was Bellefroid “een beminnelijke man”. Geen druktemaker of een man die zichzelf gemakkelijk verkocht. Wars van veinzerij, maar tegelijkertijd wel iemand die altijd even mooi en gedistingeerd gekleed op pad ging.
De kunsthistorica vindt toch al dat Bellefroid te vaak wordt neergezet als de gekwelde kunstenaar. Ze wil ook niet meer horen van “de discrepantie tussen zijn expressionistische manier van schilderen en zijn esthetische ontwerpen voor serviezen en ander porselein en aardewerk. Er is geen sprake van discrepantie. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille, van een gedreven kunstenaar die uitging van zijn gevoel.”

Misschien kwam het artistieke bij Guillaume Marie Edmond Bellefroid (1893-1971) wel een beetje van zijn moeder, verkoopster én ontwerpster van hoeden met een eigen zaak aan de Maastrichtse Nieuwstraat. Zijn vader had het minder prozaïsche vak van boekhouder. Toen die lucht kreeg van de ambities van zijn zoon in de richting van de schilderkunst, verbood hij dergelijke dagdromerij. Goed leren rekenen,een goede betrekking op een kantoor krijgen, zodat iedereen ‘mijnheer’ tegen je zegt, dat was de toekomst die hij voor Edmond voor ogen had.
Later werd de opstelling van vader Bellefroid iets soepeler. In 1907 mocht diens zoon naast zijn mulo-opleiding teken- en schilderlessen gaan volgen bij Rob Graafland op het Stadsteekeninstituut. Ook types als Henri Jonas, Jan Grégoire en de gebroeders Pierre en Matthias Kemp kregen daar het ambacht geleerd.
Het heilig vuur bij Bellefroid werd er alleen maar onblusbaarder van. In 1910 vertrok de jongeling naar Luik voor verder onderricht op de École Saint Luc. Na twee jaar werd Edmond teruggeroepen naar Maastricht. De familie had geldzorgen. Er moest geld op de plank komen en Bellefroid junior werd alsnog kantoorklerk bij de cokesfabriek Société Anonyme Holland-Belge in de Limburgse hoofdstad. Voor zijn echte passie bleven de vrije uren over, wanneer hij opnieuw de groep jonge kunstenaars rond Graafland opzocht en vaak tot in het holst van de nacht werkte.
Langzaam maar zeker kreeg Bellefroid ook belangstelling voor het decoratieve. Hij verdiepte zich -Indië was nog een onbetwist deel van het koninkrijk- in de batiktechniek en beschilderde keramiek. In deze richting vond de Maastrichtenaar uiteindelijk ook zijn broodwinning. Van 1929 tot 1946 was hij model- en decorontwerper bij de kristal- en aardewerkfabriek van Sphinx, waarna hij na enkele jaren op het kleiatelier van de Staatsmijnen in Brunssum esthetisch adviseur en ontwerper werd bij de porseleinfabriek Mosa. Ook overdag kon hij daardoor zijn creativiteit kwijt.
“Schilder en industrieel ontwerper” noemde Bellefroid zich volgens Charlotte Scharmann. “En niet omgekeerd.” Kijkend naar de betekenis van de kunstenaar ligt een rangschikking andersom meer voor de hand. Niet de met dikke penseelstreken en vaak sobere kleuren vervaardigde schilderijen in zeer diverse stijlen, maar de bedrieglijk eenvoudige, tijdloze ontwerpen van Bellefroid voor zijn werkgevers zullen waarschijnlijk de prominentste plek in de geschiedenisboeken krijgen. Zijn talent werd bij zijn leven al herkend, al zagen zijn bazen vaak liever wat meer van barokke burgermanssmaak terug, omdat dat beter zou verkopen.
De tentoonstelling, vanaf 15 mei te zien in het Limburgs Museum in Venlo, is terug te voeren op een buste van Bellefroid gemaakt door de beeldhouwer Charles Vos. De familie liet de buste restaureren met het oog op een mogelijke verkoop. De restaurateur haalde Scharmann erbij die op haar beurt het museum benaderde en zo ontstond het idee om er dan maar meteen een hele expositie omheen te organiseren. Scharmann tekent voor de bijbehorende publicatie met een overzicht van ’s mans leven en werk. Ze vindt het verbazingwekkend dat zo weinig mensen de naam Bellefroid kennen. “Het gaat om een van de belangrijkste ontwerpers van zijn generatie.” Hoe dat zo gekomen is, begrijpt ze wel. “De Randstad heeft de neiging om vooral in het eigen kringetje te kijken. Limburg heeft zelf niet erg zijn best gedaan om de naam van Bellefroid groot te maken. “Er is heel lang geen universiteit geweest, die kon zorgen voor wetenschappelijke publicaties, en er bestaat nog steeds geen museum dat aandacht besteed aan de aardewerkgeschiedenis van Maastricht.” Een schande noemt Scharmann dat, zeker voor een stad die haar meest prestigieuze projecten van de afgelopen decennia Céramique en Belvédère noemde en vormgeeft op de plekken van de bijbehorende industrie.

De tentoonstelling ‘Edmond Bellefroid’ is van 15 mei tot en met 6 september te zien in het Limburgs Museum in Venlo. Meer informatie: www.limburgsmuseum.nl

Zelfportret van Edmond Bellefroid.
Serviesgoed.