Captain Beefheart’s Doc at the Radar Station is een plaat die nodig herontdekt moet worden, vindt FONS GERAETS. ‘Hier hebben Television, Talking Heads en Tom Waits de mosterd vandaan.’

Behalve de man die volkomen bezopen het podium van Pinkpop op waggelde, heb ik nooit een wonderlijker popartiest gezien dan Captain Beefheart.

Tweemaal heb ik hem live aan het werk gezien. De eerste keer tijdens Pinkpop in 1974, maar die herinnering is in de nevelen des tijds opgelost. Een paar jaar later stond hij in de Stadsschouwburg in Sittard, toen nog een mekka van de rock.

Wat een top-acts haalde Jan Smeets allemaal naar de Westelijke Mijnstreek: The Flying Burrito Brothers, Fairport Convention, The Kinks, New York Dolls, U2, The Sex Pistols, Bob Marley and the Wailers. En dus ook Captain Beefheart and the Magic Band. Hun platen raakten ze aan de straatstenen niet kwijt, maar die avond was het volle bak, alle pluchen stoelen waren bezet.

Het kan niet anders of ik moet lichtjes ontoerekeningsvatbaar de schouwburg hebben verlaten.

Wat ik ervan vond? In één woord: krankjorum. Er viel werkelijk geen touw aan vast te knopen. Nummers zonder kop of staart werden de zaal in geslingerd, pakkende melodieën waren in geen velden of wegen te bekennen. Thuis draaide ik The Velvet Underground en daar kon je para-sympathische zenuwstelsel ook behoorlijk van in de war raken, maar Captain Beefheart was qua muzikale subversiviteit het nec plus ultra. Ik heb het hele concert uitgezeten – voortijdig weglopen doe ik nooit – maar het kan niet anders of ik moet lichtjes ontoerekeningsvatbaar de schouwburg hebben verlaten.

In september 1982 – ik heb mijn beduimelde lijstjes geraadpleegd – kocht ik zijn Doc At The Radar Station. De elpee, zijn elfde studioplaat, was twee jaar eerder uitgebracht door Virgin. Had ik een lovende recensie gelezen, was het een aanbieding, of wilde ik een nieuwe poging wagen om zijn potpourri van rauwe blues, free jazz, rock, polyritmiek en atonale piepknor onder de knie te krijgen? Per slot van rekening stond Beefheart, maatje van Frank Zappa, onder popkenners hoog aangeschreven. De connaisseurs van OOR beschouwden zijn dubbelalbum Trout Mask Replica (1969) als een ongeëvenaard meesterwerk, een doorbraak in de popmuziek, te vergelijken met de impact die Marcel Duchamps’ pispot had op de kunstwereld.

Op Sue Egypt zingt hij, ondanks zijn vier octavenbereik, als een Tasmaanse buidelwolf.

Doc At The Radar Station liet zich, hoewel aanmerkelijk minder onconventioneel, niet makkelijk temmen. Maar bij iedere draaibeurt werd er een laagje complexiteit en ondoorgrondelijkheid afgehaald. Tot op een dag het stempel ‘meesterwerk’ erop kon. Avantgardistisch en toch genietbaar, hoewel ik de plaat niet zal aanbevelen bij neurasthenici en andere zenuwlijders.

De brille zit hem in de gekte, de rijkdom aan muzikale ideeën, het gebruik van mellotron, marimba en trombone en vooral De Stem. Op Sue Egypt zingt hij, ondanks zijn vier octavenbereik, als een Tasmaanse buidelwolf. Maar wat een geniaal nummer. Hier wordt duidelijk waar Television, Talking Heads en Tom Waits de mosterd vandaan hebben gehaald.

Het album was geen commercieel succes, haalde niet eens de LP Top-200. Twee jaar later zette Captain Beefheart, alias Don van Vliet, abrupt een punt achter zijn muziekcarrière. Een uitvreter was hij niet, want hij ging zich volledig wijden aan de schilderkunst.

In december is het tien jaar geleden dat dit genie, zoon van Nederlandse immigranten, overleed aan de gevolgen van MS. Dat zijn kunst moge voortleven – al heb ik er een hard hoofd in. Heeft iemand Captain Beefheart, al is het maar één keer, overdag ooit op de radio gehoord?

FONS GERAETS